Wednesday, March 04, 2009

Gevoelens op de grens – de mentale worsteling die migraties meebrengt

In zijn laatste boek “het vacuüm van de kosmopoliet” analyseert Walter Lotens de verschillende statuten die mensen innemen in een samenleving wanneer ze daar om één of andere reden niet geworteld zijn. Dat kan gaan over nieuwe of oude immigranten maar evengoed over mensen die geboren en getogen zijn in hun ‘nieuwe’ samenleving. Lotens praat met migranten in Antwerpen maar ook in het Caraïbische Suriname en Curaçao. De motieven van deze zeer verschillende mensen blijken opmerkelijke overeenkomsten te vertonen. Daarna legt hij deze getuigenissen voor aan o.m. Ludo Abicht, Rik Pinxten, Ronald Commers en Eric Corijn.



Het spreekt voor zich dat dit geen af verhaal is, wel een zeer verdienstelijke poging om het scala aan menselijke gevoelens die horen bij migratie te inventariseren. Walter Lotens spreekt over zijn gesprekspartners als “tussenfiguren.” Wanneer hij de gesprekken die hij heeft met verschillende migranten analyseert blijken al deze mensen tegelijk ‘insider’ en ‘outsider,’ het product van een vermenging die echter nooit helemaal oplost. Ook immigranten van de tweede en zelfs derde generatie kunnen zich 'vreemdeling in een vreemd land' voelen.

In de inleiding luidt het al: “ieder van ons heeft in zijn hoofd een eigen aardrijkskunde.” Een migrant verhuist niet alleen met zijn familie en heel zijn hebben en houden, maar ook met zijn geheugen. Lotens beschrijft zijn boek als een zoektocht naar de aardrijkskunde van de ziel. Via uitvoerige gesprekken probeert hij de mentale worsteling in kaart te brengen van mensen die zich in een tussenpositie bevinden. En dat levert heel wat stof tot nadenken op. Zo heeft Pepe Correa het over de haast archetypische situatie waarbij hij door iemand wordt voorgesteld en dat zijn ‘anderszijn’ er uitdrukkelijk aan wordt toegevoegd: “hier is Pepe, de Chileen.” Alsof het een waarschuwing betreft. Deze Chileense Antwerpenaar houdt er een bescheiden zelfbeeld op na. Een kosmopoliet vind hij een te groot en te rijk woord om zichzelf te beschrijven. “Ik voel mij geen wereldburger, ik ben een beetje Chileen en een beetje Belg.” Correa heeft met andere woorden ambiguë gevoelens. En die ambiguïteit, daarover gaat dit boek. Want mensen leven met concrete gevoelens die geënt zijn op reële contexten, in het land waar ze vandaag wonen en werken of in landen waar ze ervoor gewoond hebben. Dat alles in tegenstelling tot het containerbegrip ‘de kosmopoliet,’ waarover j/e na lezing van dit en de auteur’s eerdere boeken alleen maar kan besluiten dat het over een fictie gaat. Wellicht zijn alle zelfverklaarde kosmopolieten die vanuit onze westerse wereld met haar hedendaagse hedonistische moraal de wereld afreizen enkel zelf overtuigd van hun ‘wereldburgerschap.’ Maar hebben ze daarvoor steekhoudende argumenten? Ludo Abicht vindt alvast van niet. Hij heeft geen hoge pet op van wie zich met een kosmopolitische verwaandheid boven de alledaagse problemen van de mensen meent te kunnen plaatsen. Hij beschuldigt ze zelfs van “intentionele steriliteit.”

Het kosmopolitisme is anders gezegd een abstract product van het modernisme (en niet het enige) dat van nature voluntaristisch en universalistisch wordt ingevuld door haar grootste supporters. De meeste mensen kunnen er zich eigenlijk niets bij voorstellen. Natuurlijk is er niets mis met dromen van een betere wereld. Het probleem ontstaat wanneer een bepaalde dominante cultuur, ondersteund door een reële economische en politieke macht, het kosmopolitisme claimt als zijnde de universele oplossing voor de menselijke samenlevingsproblemen. En dat is een syndroom dat vooral mensen in het Westen parten speelt.

Terug naar de tussenervaringen van Lotens’ gesprekspartners. Dezelfde Pepe Correa zegt dat zijn land van herkomst hem (“ons”) nog steeds toebehoort. “Zijn geografie, zijn landschap, zijn klimaat, zijn keuken, zijn volkstradities…” Hij is een contamineerde persoon geworden want op reis in Chili kan hij evengoed heimwee krijgen naar België.

Door de gesprekken komen ook echte universele patronen naar boven. Zoals het verhaal van de Surinaamse spin Anansi, dat overal in de Caraïbische wereld terugkomt. Anansi is een fabeldiertje dat meereisde met de slaven van de Afrikaanse kusten naar de plantages. Een sympathiek underdog beestje dat via allerlei ongeoorloofde praktijken vrij en vrolijk weet te overleven. De pendant dus van Reinaert de Vos bij ons, of oompje Duivel in Bolivia of Kantjil in Indonesië. Universele overlevingsstrategieën. De verzetcultuur van het volk.

Met dit boek komt Lotens steeds dichter bij wat hij wil zeggen lijkt het wel. De verbondenheid van mensen met hun land, hun geschiedenis, hun familie, maar ook met de nieuwe verhalen die ze leren wanneer ze andere horizonten opzoeken, die verbondenheid is een wezenskenmerk van onze soort. En dat heeft wellicht te maken met het feit dat we over een geheugen beschikken waarmee we onze identiteit niet op een biologische maar wel op een virtuele manier kunnen construeren. Het “vacuüm van de kosmopoliet” is wat mij betreft Lotens interessantste boek tot nog toe.

“Het vacuüm van de kosmopoliet,” Walter Lotens,
uitg. Pelckmans Kapellen, (2008), ISBN 978-90-289-4233-2

>> Deze recensie verscheen ook op Uit-pers: http://www.uitpers.be/boeken.php

Lees verder...

Monday, January 12, 2009

PIUS XII en de vernietiging van de Joden

Met dit lijvige boek doet Verhofstadt meer dan alleen de positie van de 'oorlogspaus' Pius XII ten opzichte van het misdadige nazi-régime en zijn wandaden duiden en aanklagen. Hij maakt meteen het proces van de katholieke kerk die een eeuwenlange traditie heeft van virulent antisemitisme. Het is goed dat die allesbehalve fraaie, en bij uitstek Europese geschiedenis nog eens wordt aangehaald. En verder is dit een ijzingwekkend overzicht van waartoe de mens in de jaren '30 en '40 in staat is gebleken. Zowel volk als leiders hebben elke notie van rechtvaardigheid en humanitaire solidariteit massaal naast zich neergelegd, en niet alleen in nazi-Duitsland. De uitzonderlijke inspanningen van vele individuën die moedige verzetsdaden pleegden niet te na gesproken, zij bevestigden vooral de regel.

Verhofstadt heeft het niet begrepen op religie. Dat maakt hij meteen
duidelijk in zijn inleiding: "ze vloeien voort (de grondbeginselen van de Europese Unie) uit het besef dat elk geloof tot uitsluiting en particularisme leidt." Met die zin laat hij er geen twijfel over bestaan wat zijn positie is. Een uitschuiver, vind ik, want je kan religies niet zomaar met alle zonden van Israël beladen. Er zijn voorbeelden buiten Europa die aantonen dat solidariteit tussen verschillende volkeren met andere religies mogelijk is. Al is het na het lezen van dit boek emotioneel zeer verleidelijk om de conclusie van de auteur zonder verdere discussie over te nemen.

Het feit dat, zonder actieve medewerking van de bevolking, het voor de Gestapo onmogelijk zou geweest zijn haar rassenpolitiek uit te voeren is al door vele auteurs aangetoond. Verhofstadt haalt o.m. historicus Eric Johnson aan die in zijn boek Nazi-terreur: gestapo, joden en gewone Duitsers talloze voorbeelden geeft van joodse slachtoffers die werden aangegeven na verklikking door gewone Duitsers. De beruchte uitspraak "Wir haben es nicht gewußt" waarvan vele inwoners van het
verslagen Duitsland zich bedienden was een leugen. Er bestaan dan ook feiten in overvloed die het onmogelijk maken om deze leugen vol te houden. Miljoenen Duitsers lazen in de krant, zagen op de posters in de bushokjes, hoorden op de radio of zagen in de bioscoop hoe de nazileiders tegen de joden tekeergingen. Daarnaast waren er talloze getuigenissen uit eerste hand, brieven van zonen, broers of vaders aan
het front die de gruwel beschreven of dichterbij, mensen die de gebeurtenissen in hun eigen dorpen en steden zelf konden zien of er zelfs actief aan meewerkten.

Verhofstadt analyseert de redenen voor de medewerking van de Duitse bevolking aan de massamoorden. Die 'collaboratie' was cruciaal voor het welslagen van de nazi-plannen. Ze kregen de bevolking zover door de joden te vereenzelvigen met het bolsjevisme én het kapitalisme. Wat vandaag de dag een bizarre koppeling lijkt was in de jaren '30 van de vorige eeuw nog evident. Het bolsjevisme was het rode gevaar uit het oosten dat dreigde Europa te overspoelen en alle Christelijke waarden
te vernietigen. De Westerse democratiën daarentegen waren 'decadent en gedegenereerd.' De algemene afkeer tegenover beide systemen werd door de fascisten gretig uitgebuit en aangescherpt, overgoten met een flinke scheut traditioneel antisemitisme. Zo werd de communistische ideologie gemakshalve voorgesteld als een uitvinding van joden, als een lafhartige poging om de wereld te overheersen. Tegelijkertijd fulmineerden ze tegen de 'joodse kapitalisten' die het Westen
beheersten met hun grootkapitaal. We mogen niet vergeten dat Duitsland bij de machtsovername van Hitler er nauwelijks 15 jaar wankele democratie had opzitten, een interludium dat gekenmerkt werd door barre economische tijden. Vóór de Weimarrepubliek had Duitsland nog nooit een democratisch systeem gekend. De gewone Duitser stond in de jaren '30 nog met één been in het ancien régime en had de schrik voor zowel democraten als communisten met de paplepel ingelepeld gekregen. Hetzelfde zo overigens met Oostenrijk, Hongarije en Polen. De zwijgzaamheid, zelfs volgzaamheid, loopt als een rode draad door het 12-jarig schrikbewind van de nazi's, zo stelt de auteur vast.

Dezelfde redenering heerste in het Vaticaan. Pius XII was, net als zijn voorgangers sterk gekant tegen de secularisering en de liberale waarden van de moderne democratie enerzijds en tegen het virulente atheïsme van de bolsjewisten in Rusland anderzijds. Hij zag nazi-Duitsland als een dam tegen het bolsjewisme en een macht die de oude orde zou kunnen herstellen in een Christelijk Europa. Voorstanders van Paus Pius XII beweren dat hij niets wist over de gruwelen in Duitsland en Polen. Dat is inderdaad moeilijk te geloven. De paus stond aan het hoofd van de breedst vertakte organisatie ter wereld met op dat moment nog een netwerk van geestelijken tot in de kleinste dorpen van Duitsland. En nog een doorslaand argument: in de
internationale pers doken al in 1938 berichten op over massamoorden op joden. Vanaf 1942 viel de waarheid nog nauwelijks te loochenen.Tientallen alarmerende berichten verschenen zowel in de gealieerde pers als in de media van neutrale landen.

Zijn terughoudendheid heeft dus een andere verklaring, analyseert Verhofstadt. Er was zijn 'heilige' angst voor het communisme en zijn overtuiging dat het nationaal socialisme dat rode gevaar zou kunnen tegenhouden. De man was zelf een antisimiet die de joden nog steeds als 'Godsmoordenaars' beschouwde. Hij had ook een emotionele
betrokkenheid bij Duitsland waar hij naar eigen zeggen "de gelukkigste dagen van zijn leven" had doorgebracht. En tenslotte zou hij schrik gehad hebben om het de katholieken in Duitsland moeilijk te maken.

Bizar in heel dit verhaal is overigens dat Hitler zelf het Christendom wilde vernietigen. En voor Mussolini was het fascisme een religie die in de plaats zou treden van het Christendom. Een weinig bekend verhaal dat Verhofstadt niet erg uitwerkt maar waarvoor toch vele historische aanduidingen zouden bestaan. Het geflirt met het paganisme van verschillende NSDAP-partijbonzen bijvoorbeeld. Voor hen was de figuur van Hitler een soort 'verlosser' en zijn boek 'mein kampf' een nieuwe bijbel.


Brandlucht

Bovendien was de holocaust uiteindelijk de culminatie van eeuwen antisemitisme in het Europese Christendom. Een antisemitisme dat door ettelijke pausen zonder enige schroom werd beleden en dat tot in de kleinste dorpen op de kansel priesters over de 'moordenaars van God' deed spreken. Onder de lange reeks van antisemitische dieptepunten haalt Verhofstadt Luther aan, die de wereldlijke leiders opriep om de
joden te doden. Of de pausen uit de zestiende eeuw volgens wie "elke druppel joods bloed de wereld kan verwoesten." Paus Pius V, Paus Gregorius XIII, de franciskaan Angelus de Clevasio, de lijst is eindeloos. Zelfs de beroemde Thomas van Aquino riep op tot het doden van joden.

Verschillende Christelijke leiders wilden ook 'een bezoedeling van het volk met joods bloed' vermijden en verboden hun onderhorigen te trouwen met joden. De nazi's beriepen zich duidelijk op deze erfenis met één van hun eerste wetten die alle seksueel verkeer tussen zg. ariërs en joden verboden (Neurenberg wetten). Het opsluiten in gettos dateert dan weer van 1179 toen het derde lateraans concillie
verplichtte om apart te gaan wonen. In 1556 bepaalde ook Paus Paulus IV dat alle joden in ommuurde stadsdelen moesten worden geïsoleerd. Ook hiermee bliezen de nazi's een oude traditie nieuw leven in.

In Oost-Europa heerste een diepgewortelde haat tegen de joden. Voor, tijdens en na de eerste wereldoorlog maakten zowel orthodoxe russen, nationalistische Oekraïners als katholieke Polen zich schuldig aan vreselijke gewelddaden tegen hun joodse bevolking. Om nog niet te spreken van de Baltische staten, Wit-Rusland, Tsjechië, Slowakije, Roemenië, Hongarije, Bulgarije en de Balkan. Het aantal pogroms was
niet te tellen. Toen de Nazi's kwamen met hun einsatzgruppen zetten ze dus vooral 'een bestaande traditie' verder. En toen er bij het opvoeren van het geweld geen enkel protest van betekenis kwam, noch van de kerk, noch vanuit de bevolking, noch van buitenlandse mogendheden, zag Hitler zijn kans om het antisemitisme tot zijn
uiterste consequentie door te drijven. In Polen, net als in vele andere Europese landen kreeg hij daarvoor de actieve medewerking van de lokale bevolking. Zo beschrijft Kan Gross hoe inwoners van het dorpje Jedwabne hun joodse dorpsgenoten te lijf gingen met messen, bijlen en ijzeren staven. De Vlaamse auteur Johan De Boose schrijft dat er in de Poolse wind nog steeds een 'brandlucht' hangt. Wandelen
door bijvoorbeeld de Kazimierz, de oude joodse wijk van Krakau, is dan ook een vreemde ervaring. Bijna alle joodse inwoners werden er in 1943 en 1944 afgevoerd naar de vernietigingskampen van Majdanek, Plaszów en Auschwitz-Birkenau.

Maar ook in West-Europa dreven opeenvolgende golven van antisemitisme de joodse bevolking in de verdediging. In Frankrijk was het collaborerende régime van maarschalk Pétain notoir antisemitisch. Maar ook vele gewone fransen werkten mee aan de deportaties van joden waarmee ze een oude traditie van jodenhaat verder zetten. In de beruchte 'judensau' werden joden voorgesteld als zwijnen, die zich laafden aan de tepels van zeugen en hun excrementen aten. Je kan dergelijke beelden nog steeds zien in oude stadskernen en kathedralen in heel Europa, onder meer in de Brusselse Sint-Michiels en Sint-Goedele kathedralen.

De nazibeulen kenden deze tradities zeer goed en verwezen er voortdurend naar. Tijdens de Neurenberg processen haalden ze zelfs Mattheus 27:25 aan uit de bijbel, ter verantwoording.


Zelfmoord van de Weimar-republiek

De historische overgave van de democratische elite in 1933 werd slechts door één kleine partij (93 zetels in de Rijksdag) tegengesproken: de SPD van Otto Wels. Het waren de katholieke Kaas en Von Papen die de druk opvoerden om Hitler zijn gangen te laten gaan en van Duitsland een dictatuur te maken. Ook Robert Paxton beschreef deze
beschamende overgave in zijn boek "De anatomie van het fascisme." Na de machtsovername werden alle partijen verboden behalve de NSDAP. Kaas was ondertussen naar Rome vertrokken om een overeenkomst tussen de kerk en de nazi's te bespreken. Die overeenkomst kreeg concreet vorm in het Concordaat, een historische blunder van formaat waarmee het nazi-régime meteen haar legitimiteit claimde op het internationale forum. Hierin werd bepaald dat de kerk zich niet zou bemoeien met de
politiek en de politiek de kerk met rust zou laten.

Vooral Hitler profiteerde van het concordaat door alle kritische stemmen binnen de Duitse kerk monddood te maken. Kardinaal Bertram stuurde zelfs nog een brief aan Hitler waarin hij bevestigde dat de kerk loyaal zou meewerken met het régime. "Op die manier maakte de kerk de weg vrij voor katholieke gelovigen om zich achter het
fascistische régime te scharen," zo zegt Verhofstadt. En dat blijkt ook uit de feiten. Bij de afkondiging van de gevaarlijke rassenwetten van Neurenberg liet de kerk zich schaamteloos gebruiken. Het was immers via de kerkarchieven dat mensen konden nakijken of ze joodse voorouders hadden of niet (voor 1876 hielden enkel kerken geboorten bij). Niet alleen de burgers konden dat, ook de nazi-autoriteiten. Zo werkte de kerk bewust mee aan de identificatie op basis van geloof of
ras. Voor de registratie werden 'moderne' ponskaartsystemen gebruikt. Er werden zelfs richtlijnen gegeven door Vicaris-generaal Miltenberg om de opzoekingen in de kerkarchieven niet te hinderen. Maar vooral was er het complete gebrek aan kritiek op de rassenwetten vanwege de kerk. Ze uitten enkel hun bezorgdheid over het lot van de joden die tot het Christendom bekeerd waren.

Bij enkele collaborerende regimes in Oost-Europa ging de medewerking van de kerk verder. Veel verder. De katholieke fascisten van de Ustaša in Kroatië kregen bij hun etnische zuiveringen de uitgesproken steun van het Vaticaan. De minister van cultuur, religie, educatie en religieuze groeperingen, Mile Budak, zei letterlijk: "voor minderheden als Serviërs, Joden en Zigeuners hebben wij drie miljoen kogels." Toen tegen het einde van de oorlog nog duizenden Hongaarse joden werden gedeporteerd naar de vernietigingskampen deed het Vaticaan niets met
talrijke smeekbeden die toekwamen in Rome. De Hongaarse aartsbisschop Gyula Czapic van Eger schreef in een brief "dat wat momenteel gebeurt met de joden niets anders is dan een gepaste bestraffing voor hun misdaden in het verleden."

Zelfs wanneer, onder de neus van de paus, in zijn eigen Vatikaan, de SS razzia's komt houden om verborgen joden op te pakken, laat Pius XII betijen. Het enige wat hij doet is één van zijn kardinalen een "uiterst vriendelijk telefoongesprek" laten voeren met de Duitse ambassadeur. Daarin wordt gezegd: "De heilige stoel zal niet graag in een positie gebracht worden een woord van afkeuring te moeten laten
horen." Ondertussen worden meer dan duizend joden opgepakt en afgevoerd, zonder verder protest.

Maar ook de geallieerde houding getuigde van dubbelzinnigheid. In plaats van de concentratiekampen of minstens hun aanvoerlijnen te vernietigen bombarderen ze Duitse steden plat zonder enig militair belang. Het argument dat ze de moreel van de Duitse bevolking wilden breken werkte niet: zoals historicus Jörg Friedrich zei "hoe minder een bevolking te verliezen heeft hoe fanatieker zij vecht." Niet alleen vielen duizenden slachtoffers door de bombardementen, ook ettelijke monumenten werden vernietigd. Volledige historische binnensteden werden in de as gelegd, zonder duidelijk militair doel.


Conclusies

De conclusies zijn keihard: De medeplichtigheid van het Vaticaan gaat dan ook verder dan schuldig verzuim. De paus had een politieke agenda, en de dood van miljoenen joden, zigeuners, communisten en andere slachtoffers van de fascisten was een prijs die hij daarvoor wilde betalen.

Nog één keer gaat Verhofstadt uit de bocht: wanneer hij zegt dat "een andere religie, de orthodoxe Islam" de plaats van het Christendom als bron van antisemitisch geweld zou hebben overgenomen. Alsof dat zou kunnen: de plaats innemen van 17 eeuwen Christelijk antisemitisme. Eerst en vooral, orthodox is geen synoniem voor fundamentalistisch. Twee: er zijn inderdaad fundamentalistische strekkingen in de Islam die zich schuldig maken aan antisemitisme maar die zijn nog steeds marginaal en komen niet vanuit een centrale Islamitische autoriteit zoals dat bij het Christendom wel het geval was. Bovendien stelt Verhofstadt hier hatelijke uitspraken tegenover Israël weer eens gelijk aan antismitisme, de intussen klassiek geworden beschuldiging. De kritiek op Israël leeft, om evidente reden (40 jaar bezetting en repressie van Palestina), wel in brede lagen van de bevolking in de
Islamitische wereld. Maar dat betekent dus niet dat er een veralgemeend antisemitisme is. Overigens behoren pakweg Palestijnen ook tot de semitische volkeren...
En verder: Ook al is de uitspraak van de Iraanse premier dat de Holocaust een mythe zou zijn, inderdaad krankzinnig. Ahmedinejad is een religieuze populist en vertegenwoordigt niet de hele moslimwereld en zelfs binnen Iran is hij heel controversieel. Maar blijkbaar speelt ook bij Dirk Verhofstadt het Europese trauma hem parten en vertroebelt het zijn zicht op dat andere, hedendaagse drama in Palestina.

PIUS XII en de vernietiging van de Joden, Dirk Verhofstadt - Houtekiet/Atlas
ISBN 978-90-8918-015-5

Lees verder...