Thursday, April 22, 1999

De spiegel van het paradijs - Mijn jaren bij de Orang-Utans van Borneo; Biruté M.F. Galdikas

Begin jaren zeventig zond de beroemde Britse antropoloog Louis Leakey drie van zijn studenten uit om de oorsprong van het menselijk ras te onderzoeken. Zij moesten te midden van de drie grote mensapen gaan leven. Deze vrouwelijke studenten waren Jane Goodall, Dian Fossey en Biruté Galdikas. Bij alle drie leidde hun wetenschappelijk onderzoek tot een diepgewortelde liefde voor de bestudeerde soort. Het verhaal van Biruté Galdikas is er één van vele ontberingen maar ook van prachtige ervaringen. De strijd naar bewustzijn bij de Indonesische autoriteiten is bijzonder moeizaam en maakt dat ze meer dan eens haar wetenschappelijke opdracht voorbij gaat.

“Als je een dier bestudeert, of een volk of zelfs een taal, die worstelt om te overleven, hoe kun je dan niet ingrijpen? Je studieobject de rus toekeren is negeren wat het betekent om mens te zijn: de essentie van het mens-zijn is het verlangen tot onbaatzuchtige betrokkenheid.”
Vanuit de optiek van deze gedreven veldwerkster die baanbrekend werk heeft verricht is die betrokkenheid wellicht inderdaad de belangrijkste drijfveer. Vandaar dat dit boek niet alleen over de Orang-Utans gaat, maar evenzeer over haar leven én over de kansen op een toekomstige duurzame ontwikkeling. Nog een bijzonder belangrijke observatie: “de idee dat de behoefte van de mens en de behoefte van dieren in het wild tegengesteld zijn, dat het helpen van de één, de ander schade berokkent, is een veel voorkomend misverstand.” Alles is verbonden met elkaar in de oneindige cirkelbeweging van leven en dood. Volgens de Dayak (inheemse stam op Borneo) is het leven slechts een onderbreking van de dood. Het wordt langzaam tijd dat de oude 19e eeuwse zienswijze die de mens boven de andere wezens plaatst op dit ruimteschip Aarde, terug zijn plaats inneemt waar ze thuishoort: op de bestofte rekken van de oude Europese Musea. Biruté Galdikas is, samen met haar twee andere vrouwelijke kompanen, de belichaming van een generatie wetenschappers die hun verantwoordelijkheid hebben opgenomen. En dat is precies wat de wereld nodig heeft. Werken aan de frontlinie van de milieubeweging biedt dan ook het bredere inzicht, dat meestal niet gegeven is aan de duizenden laboratorium-mollen die zich dagelijks onledig houden met heel kleine niches in de wetenschap. Als hun vergezicht al niet vertroebeld is door het najagen van korte termijn doelen met commerciële motieven, opgelegd door het militair-industrieel complex dat het woord ‘verantwoordelijkheid’ niet in haar vocabulaire heeft staan.
De tragische dood van Dian Fossey is een illustratie van wat er gebeurt als er een botsing plaats vind tussen beide krachten. En ook Biruté wijst de onverzadigbare wereldeconomie met de vinger, samen met de menselijke bevolkingsexplosie en de zg. ontwikkelingsprogramma’s en de machtstrijd die allemaal direct of indirect met het eerste te maken hebben. Natuurlijk, want het is de realiteit. Het zijn deze krachten die bezig zijn de wereld naar de bliksem te helpen, niet met het visuele spektakel van een vulkaanuitbarsting of een orkaan, maar eerder met het verspreide geschuifel van vele kleine aardverschuivingen en beursnoteringen. En het enige dat enigszins het tij kan keren is het bewustzijn van een snel expanderende publiek opinie.
Biruté blijkt ook een geboren verteller, ze gaat de strubbelingen uit haar privé-leven en dat van haar collega’s niet uit de weg. Als je zo intens leeft als deze vrouw, dan kunnen de grote conclusies niet uitblijven. “Door zichzelf te zijn dwongen de Orang-Utans me om in het reine te komen met mijn eigen menselijke natuur, met de zwakte van het mens zijn. Homo-sapiens is een sociabele soort.” Alhoewel de westerse mens in zijn absurde zucht naar individuele onafhankelijkheid zijn leven bestreeft probeert hij zonder het te beseffen te zijn zoals die andere mensaap: de Orang-Utan. En daarmee verloochent hij zijn eigen natuur want het is waar: ondanks de culturele verschillen tussen het westerse mensbeeld en dat van andere, meer rurale culturen, is en blijft onze soort afhankelijk van het sociale weefsel dat we zelf opgebouwd hebben. Bij de geboorte van elk nieuw kind verwelkomen we het nieuwe lid van de familie en nemen het op in de SAMEN-LEVING. We zijn allen lotgenoten die voor ons voortbestaan elkaar nodig hebben. Daar tegenover is de Orang-Utan een wezen dat essentieel alleen leeft en in zijn solitaire wereld veel kwetsbaarder is dan de mens. Of het altijd zo geweest is voor deze mensaap, of slechts een adaptatie aan zijn natuurlijke biotoop, dat vertelt Biruté niet. Het regenwoud van Borneo en Sumatra laat geen groepen van Urang Utans toe die dicht bij elkaar leven en samen moeten zien rondkomen met de beperkte voedselvoorraad van een gelimiteerd gebied in het woud. “Orang-Utans leren ons dat de belangrijkste verschillen tussen de mens en de verwante diersoorten niet de verschillen zijn die we denken.”
Ze eindigt met een verwijzing naar recente theoriën over de herkomst van de mens. Vast staat dat wij als soort veel jonger zijn. En het Christelijke scheppingsverhaal over de mens die uit het paradijs werd verdreven zou wel eens dichter bij de waarheid kunnen staan dan iemand had kunnen bevroeden. Het feit dat Eva in de appel beet is niet haar schuld, eerder die van een regionale geologische ramp. Maar alleszins heeft het ons met de verantwoordelijkheid opgezadeld waar de achterblijvers van toen hun onschuld bewaart hebben. De ogen van God zijn wellicht de hunne?
Het was een uitzonderlijke hete nacht in Noord-Borneo toen ik met spijt de laatste bladzijde omdraaide. In de tropische nacht, vanonder een klamboe, is je zicht beperkt tot de helle cirkel neonlicht die abrupt een einde neemt waar de dikke donkerte begint. Deze hele wereld van luid woekerend leven, ze heeft zich weer wat geliefder gemaakt bij deze lief-hebber.

Koen Stuyck

(uitg: Atlas - ISDN= 90-254-0959 8)

Lees verder...

Thursday, April 15, 1999

"Een barbaar in China" (Adriaan Van Dis)

Zijn bekende boek "De Indië-romans" stond al een tijdje in mijn boekenkast, tot nu toe ongelezen. Dit boekje is voor mij geen reportage in de strikte zin van het woord. Al voel ik me na het lezen weer wat rijker in de bovenkamer en bovendien literair bevredigd, twee gevoelens die tenslotte nog steeds de belangrijkste meerwaarde van een goed boek uitmaken. Maar laat ik toch even de puntjes op de i zetten, kwestie van een kader te schetsen waarbinnen mijn recensie zijn ankerpunten kan vinden:
Een journalistieke reportage biedt je overwegend meer achtergrond en is door de band geschreven vanuit een bepaalde invalshoek. De opzet bestaat erin een informatief beeld te schetsen, geschraagd door gedegen opzoekingswerk en relevante getuigenissen. (Het spreekt vanzelf dat een stukje 'veldwerk sfeer' hierbij nooit weg is en best een wezenlijk onderdeel kan vormen van de reportage). De gekozen invalshoek bepaalt voor een groot deel de keuze van de aangehaalde informatie en is doorgaans redelijk goed te omschrijven. Evidente reden hiervoor is de efficiëntie van de boodschap (door in te zoomen op een min of meer welomlijnd onderwerp verhoogt de informatieve waarde van het resultaat).

Een (literair) reisverhaal is iets helemaal anders. Hier staan de persoonlijke reisimpressies van de auteur centraal en speelt de verwoording van gesubjectiveerde indrukken een belangrijke rol. Omdat doorheen die caleidoscoop van persoonlijke gedachtenspinsels de persoonlijkheid van de auteur naar boven komt drijven. En met name de confrontatie met de vreemde cultuur die hem omringt op reis. Onvermijdelijk verplaatst ook de auteur zich in een cocon van eigen cultuurelementen en vooronderstellingen. En vermits zijn blik meestal die van een westerling is -zij het een begiftigd westerling met ontvankelijke geest en vaardige pen- vormt hij mee onze verruimde blik op de open wereld. Mijn overgrootvader was nooit ergens geweest en toch was hij één van de meest bereisde mensen die ik ken. Daarbij hoefde hij en passant geen vreemde culturen lastig te vallen met onwelvoeglijke westerse gewoonten. Maar hij bracht zijn reizen aan het haardvuur wel door in het illustere gezelschap van grote reizigers zoals Rimbaud of Byron.
Neen, de grens tussen beide categoriën is niet messcherp of éénduidig en een journalistieke reportage kan vaak literaire kwaliteiten ambiëren, maar toch moet er een overwegend informatieve bedoeling aan de grondslag liggen.
Een Barbaar in China dan. Adriaan van Dis is Nederlander, en dat merk je aan zijn stijl. Ik vind het sober geschreven, hij bedient zich niet van veel adjectieven. Neen, sec qua taal maar daarom wellicht des te zorgvuldiger is hij in het beschrijven van zijn omgeving. En het is precies die nauwgezetheid waarmee vele details op het juiste moment worden aangehaald die het verhaal een betrokkenheid verlenen die ik vaak mis bij de barokke teksten van sommige Vlaamse schrijvers. Je zit als het ware naast Dis op die Chinese trein. Je leeft mee met de conflicten waar de Westerse fascinatie voor efficiëntie botsen met de beruchte Chinese bureaucratie. Hier en daar tracht hij verklaringen te bedenken voor al die vreemde gedragingen. Daarbij laat hij zijn Hollands boerenverstand oordelen over het beeld van de Chinese maatschappij dat heerst onder Westerlingen en haalt hij de ideeën van 'gefascineerden' door die zelfde molen: "De Chinakenner wil dat ik het zie als een ander besef van tijd. Flauwekul! Het is communistische sloddervosserij (p. 48)" De inwoners van het grote China zijn een bont kleurenpalet van verschillende volkeren die alle hun gewoonten en handelswijzen hebben. De zelfvoldane volgzaamheid van de Han-Chinezen doet denken aan Orwell's arbeiderskaste in "1984".
Af en toe krijg je een geladen stukje waar hij een beklijvend beeld ophangt van een in China door-de-weekse gebeurtenis die elk Westers reiziger met afgrijzen doet vervullen: bedelkinderen langs de trein. Toch ook weer die korte zinnen. Maar de geladenheid komt uit de rake bewoordingen, het bijeengetrokken timbre van de uitspraken, de perfecte timing van persoonlijke bedenkingen die je mee de adem doen inhouden. "Ik deed niets, keek alleen maar en toen de trein stilhield gooide ik beschaamd mijn appels naar buiten. (p. 92)"
De verwijzingen naar de oude zijderoute geven het boek een grotere dimensie. Het zijn deze terloopse aanduidingen die je als lezer even hoog boven het reizende landschap verheffen, ze plaatsen alles in een groter geheel en bieden je een kortstondige blik op de eeuwige tijdlijn.. Ja, die lange lijn met kleine vertikale streepjes waarop hele beschavingen gebouwd werden en ten onder gingen. Vele schrijvers bedienen zich van gebeurtenissen uit de 'grote geschiedenis' om de kleine wereld onder hun ogen in perspectief te plaatsen. Van Dis doet het in beperkte mate, zijn verhaal duurt dan ook slechts 150 bladzijden.
Wat een boek rijk maakt is de kracht om bij een lezer verbanden op te roepen. Taal of inhoud moet een associatieve reflectie teweegbrengen. De laatste hoofdstukken van "Een barbaar in China" brachten mijn poëtisch geheugen in beweging. Wanneer Van Dis de Karakoram oversteekt wordt zijn tekst begiftigd met de onvergelijkbare melancholie van een lange eenzame busreis door vreemde streken. Literaire bevrediging, inderdaad.

Lees verder...