Monday, January 09, 2006

De kunst van het reizen. Van Alain De Botton

Een boek met zo’n naam, dat moet elke rechtgeaarde reiziger opvallen. Want reizen is natuurlijk een kunst. Of op zijn minst vergt het kundigheid. Kundigheid die je verwerft door ervaring maar vooral door een mix van aandacht, openheid en voortdurende bereidheid om te leren. Allemaal eigenschappen die pas echt tot hun recht komen als je voldoende tijd neemt voor de dingen, houdt de Botton ons voor.

Het leuke van Alain De Boton lezen, is steeds weer die ‘Aha-erlebnis,’ wanneer hij weer eens de vinger op de wonde legt en dan een treffende verklaring bedenkt voor de vraag die hij heeft opgeworpen. Steevast eindigt elke observatie met het gevoel dat je eindelijk een – al dan niet bevredigend – antwoord hebt gekregen op een vraag die je je zelf al vaak hebt gesteld. En dat kan een aangenaam gevoel zijn. Al is het natuurlijk ook weer niet zo simpel. Vaak gaat het om fundamentele vragen die niet zomaar met ‘ja’ of ‘nee’ uit de wereld geholpen zijn. Wat dacht je van de volgende gedachte: “Het gevaar van reizen is dat we dingen op het verkeerde moment zien, voordat we de kans hebben gehad de noodzakelijke ontvankelijkheid daarvoor te ontwikkelen...” (blz. 126). Een waarheid als een koe, tenminste zo voelt het aan, maar wat doe je er dan aan? De Botton gebruikt zijn grote belezenheid om elk antwoord te onderbouwen met een massa citaten van schrijvers, filosofen en levenskunstenaars allerhande. Op de hierboven aangehaalde vraag beveelt hij aan “een zekere mate van sympathie niet weg te steken voor al diegenen die soms, in fascinerende steden, worden overvallen door de sterke behoefte in bed te blijven en het volgende vliegtuig naar huis te nemen.” Met andere woorden, doseren is hier het sleutelbegrip. Je kan niet in alles geïnteresseerd zijn. En al kunnen nieuwe ervaringen interessant zijn, het heeft weinig zin ervaringen op elkaar te stapelen zonder ademruimte, zeker als je geen enkele voorafgaande affiniteit hebt met het onderwerp.

Ook de kwaliteit van de ervaring komt aan bod. Of hoe kunst daarbij kan helpen. Een mooi voorbeeld geeft De Botton wanneer hij naast de schilderij “olijfboomgaard” van Vincent Van Goch, een foto afdrukt van een, hoe kan het anders, Zuid-Franse olijfboomgaard. Die vergelijking illustreert perfect de stelling dat een schilderij een landschap veel waarheidsgetrouwer kan vastleggen als een foto. Van het canvas voel je letterlijk de Provençaalse zomerse hitte afstralen...
Nog een observatie die de Botton dit maal haalt bij John Ruskin, een 19e eeuws Engels schilder en estheet: “In plaats van het fotograferen te benutten als een aanvulling op het actieve, bewuste kijken, beschouwden ze het eerder als een alternatief daarvoor en schonken ze minder aandacht aan de wereld dan ze voordien gedaan hadden, in het vertrouwen dat ze zich die dankzij de foto automatisch toeeigenden.” Iedereen denkt nu vanzelf aan voortdurend fotograferende toeristen… John Ruskin was een vroege bewonderaar van de nieuwe fotografische technieken maar was heel erg op zijn hoede voor het perfide effect ervan: “Het fototoestel verdoezelt het onderscheid tussen kijken en opmerken, tussen zien en bezitten: het kan ons de mogelijkheid van ware kennis bieden maar ook onbedoeld het idee geven dat we met het nemen van een simpele foto al het werk hebben gedaan.” Misschien dat de digitale fotografie en zijn creatieve mogelijkheden hier weer de balans recht kunnen trekken. Tenslotte biedt een foto geen garantie van echtheid meer. Met een eenvoudige pc en de juiste programma’s kan iedereen die dat wil de realiteit vervormen, informatie weghalen en andere toevoegen. De relativiteit van het beeld kan langzaam tot mensen doordringen en daarmee ook de herwaardering van de ervaring zelf.

Eigenlijk is het hele boek terug te brengen tot één pleidooi: ‘ruimte voor aandacht!’ En dat is niet onzinnig in deze stressvolle tijden waarin we zowel voor onze arbeid als onze vrije tijd de lat steeds hoger leggen. Aandacht is een schaars goed geworden, want je moet er tijd voor vrij maken en alles wat ons afleidt een keer aan de kant schuiven.
Misschien is dat ook de reden dat mensen vaak ongelukkig zijn, omdat ze zelf te weinig aandacht krijgen? Al is dat weer een andere vraag. Meer hierover vind je nog in de Botton’s andere boeken: kijk op http://www.alaindebotton.com.

Lees verder...

Thursday, January 05, 2006

"Bevrijd de slaven" van David Hochschild

Vijf jaar na de publicatie van zijn boek over Leopold II en de plundering van de Congo brengt Hochschild nu het verhaal van de eerste grote mensenrechtencampagne uit de geschiedenis.
Met het boek over de drieste exploten van Leopold zette hij in ons land een heel proces van historische ontnuchtering in beweging. Er was duidelijk een buitenlander nodig om dit vakkundig weggemoffelde stuk vaderlandse geschiedenis eindelijk onder de aandacht te brengen van de Belgische goegemeente. In dat boek bracht hij hulde aan Edmund Dene Morel, een Brits journalist en activist die eind 19e eeuw vrijwel op zijn eentje een massale campagne opzette om de praktijken van de koning in Congo aan te klagen.

Nu heeft dezelfde auteur zich gewaagt aan een campagne die zich ruwweg 100 jaar vroeger afspeelde, die van de afschaffing van de slavernij. De abolitionisten, zoals ze genoemd werden, was een verzamelnaam voor iedereen die tegen de slavernij was. Maar er bestond wel degelijk een gecoördineerde campagne, opgezet door een 12-tal koppig comité dat een eerste keer samen kwam op 22 mei 1787. Slechts enkelen van hen zullen de verwezenlijking van hun streven meemaken. Dat is dan ook pas in 1833, wanneer het Britse parlement een wet aanneemt die slavernij verbied in het gehele Britse rijk, en dat was toen een flink stuk van de wereld.
Hochschild vertelt het verhaal van een campagne en een praktijk die toen een aanvaard onderdeel was van het internationaal economisch systeem. Maar hij analyseert ook. Waarom sloeg de campagne aan op bepaalde momenten en op andere niet? Wat was de rol van internationale politieke ontwikkelingen (vrnl. De Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring en de Franse revolutie). Dat alles levert interessante inzichten op voor de lezer.
Hochschilds verdienste is niet dat hij nieuwe wetenschappelijke inzichten ontwikkeld of onondekte historische bronnen naar boven haalt. Zijn verdienste is vooral dat hij een complex verhaal goed kan vertellen en aan de hand van authentieke stemmen de strijd die toen gestreden is op een empathische manier in beeld brengt en in zijn juiste perspectief plaatst voor een algemeen publiek. In een tijd van van overdaad aan informatie en vervagend historisch inzicht meer dan nodig. Tenslotte is het voor elk modern mensenrechten activist die wil beseffen waar hij of zij mee bezig is heel stimulerend om te weten wat zijn voorgangers zijn.

Lees verder...