Thursday, September 25, 2008

Sheherazades weblog van Fatima Mernissi

Hardcover | 255 Pagina's | Uitgeverij De Geus
ISBN10: 9044508857 | ISBN13: 9789044508857

In dit boek uit 2006 van Fatima Mernissi dat pas vertaald werd in het Nederlands geeft de Marokkaanse sociologe blijk van een
aanstekelijk optimisme. Ze schreef dit boek enerzijds om Marokkaanse jongeren een hart onder de riem te steken en anderzijds om westerse toeristen te laten zien dat Marokko meer te bieden heeft dan oude Keizersteden en woestijnlandschappen. Spijtig genoeg is 'Sheherazades weblog' niet zo goed geschreven als haar andere boeken. De kans op ergernissen is ook niet gering gezien haar nogal stoeferig kokketeren met de prijzen die ze kreeg. Ook het hoge gehalte aan voluntarisme waarmee ze de mensen die ze aan het woord laat op een voetstuk plaatst heeft soms iets gênant. Uit de tekst blijkt gelukkig dat al deze mensen die iets bijzonders hebben gerealiseerd meestal beter weten dan zij hoe de wereld in elkaar zit en met meer realiteitszin hun ding doen. Daarom heeft haar bij wijle essayistisch betoog over de veronderstelde link tussen satellietschotels, traditionele tapijtweverij, internet en civiele maatschappij vooral een documentaire waarde. Een boek om wel degelijk in je reistas te steken als je Marokko bezoekt. En oh ja, neem dan vooral ook "het verboden dakterras" of één van Mernissi's andere boeken mee.



Fatima Mernissi gelooft dat satellietschotels de traditie van het verhaal terug hebben gegeven aan het volk. Ze verwijst daarmee naar nieuwe Arabische soaps die regelmatig heikele onderwerpen aansnijden en grenzen verleggen in de conservatieve samenlevingen van de Maghreb. Een stelling waarmee nogal gemakkelijk wordt geschermd, maar het is natuurlijk niet het volk dat de scenario's van dergelijke verhalen schrijft. Het valt echter niet te ontkennen dat soapseries zaken kunnen losmaken. De auteur heeft het ook over de fameuze Moudawana, de vooruitstrevende Marokkaanse familiewet die in 2004 gestemd werd. Ze vermeldt er echter niet bij dat de wet nauwelijks wordt toegepast, enerzijds omdat rechters onwillig zijn en anderzijds omdat arme plattelandsvrouwen, die er het meest baat bij hebben, de wet niet kennen. Het is een lang proces omdat de weerstanden groot zijn. Volgens de coördinator van Badès, een marokkaanse ngo uit Al-Hoceima, kan het nog 15 jaar duren voor de wet echt ingeburgerd is.



Burgerinitiatieven en democratie

Toch beweegt er heel wat in de Marokkaanse maatschappij. En dat heeft niet weinig te maken met het volkse verlangen naar meer inspraak. Net zoals Amartya Sen verwijst Mernissi naar voorbeelden uit de Afrikaanse geschiedenis om aan te tonen dat de democratie geen "bijna unieke genetische eigenschap is van de Europeanen en hun Griekse voorouders," dat m.a.w. de bewering dat democratie alleen in Europa kon ontstaan een volbloed mythe is. Eén van haar argumenten is het feit dat de Marokkaanse overheid jarenlang de oprichting van verenigingen tegenhield. "Samenwerkende burgers, daar houden despoten niet van die het monopolie van de macht aan de top van de hiërarchie willen behouden." De democratische verzuchting van het volk om een zeg te hebben in het beleid kan ook lang onderdrukt worden door onwillige heersers. Alexis de Tocqueville zei het al in de 19e eeuw: "Het despotisme, dat van nature al angstig is aangelegd, zal er om zich veilig te voelen alles aan doen om mensen te isoleren: een despoot vergeeft zijn burgers tamelijk eenvoudig dat ze hem niet zien zitten, als ze elkaar ook maar niet zien zitten."

Ter illustratie haalt Mernissi vele burgerinitiatieven aan. Die ontstaan overal in het land en maken met hun democratiserende en educatieve werking dat mannen en vrouwen nader tot elkaar groeien. "Solidariteit heeft een nieuw gevoel voor eigenwaarde, niet alleen aan wie geholpen wordt maar ook aan de mensen die zich inzetten." Om zeker te zijn dat we haar goed begrijpen voegt ze er aan toe: "Ga nu niet roepen dat de solidariteit voort komt uit de solidariteit van familieclans, want dan zou u de revolutionaire draagwijdte van deze explosieve groei aan burgerzin ontgaan!"


Tapijten en het internet

Nog een opmerkelijke vaststelling van de auteur: "de kolonisatie (hoe wreed die ook was) heeft ertoe bijgedragen dat we beter naar onszelf zijn gaan kijken, dankzij de blik van de buitenstaander." En nog: "In Marokko hebben we buitenlanders nodig gehad, zoals die van generaal Lyautey, die een decreet ondertekende dat onder meer een staatsstempel instelde om de kwaliteit en authenticiteit van het Marokkaanse tapijt moest waarborgen." Het tapijt speelde een belangrijke rol in de herontdekking van het verleden en terwijl in het traditionele Marokko werd neergekeken op alle volkskunsten was er dus een buitenlander nodig om de waarde van de tapijtkunst te erkennen en daarmee de strategische rol van de plattelandsvrouwen als hoeder van het erfgoed. Natuurlijk kwam het de Fransen heel goed uit dat de gekoloniseerde mannen hun vrouwen sluierden. Zich losmaken van de traditie werd door de kolonisator als een bedreiging gezien. Dus werkten ze ook de bestendiging van de traditionele man-vrouw verhoudingen in de hand.

Maar tapijten zijn meer dan enkel een stuk volkscultuur en een uitdrukkingsmiddel voor analfabete vrouwen. Mernissi grijpt terug naar de oude reiziger Odysseus en de legende van de draad van zijn vrouw Penelope. Als Penelope niet was blijven weven tijdens zijn eindeloze reis, dan was Odysseus bezweken voor de charmes van Calypso, de wispelturige godin die verliefd was op de beroemde reiziger. Terwijl vrijers haar belaagden, haar zoon Telemachus bedreigd werd en ze jaren geen nieuws hoorde over haar man, volhardde Penelope en redde daarmee haar man en haar huwelijk. De belangrijkste functie van een mythe: hoe ons leven op orde krijgen in de chaos om ons heen. En dat doen duizenden Marokkaanse vrouwen net zoals Penelope, weven om grip te krijgen op de wereld om hen heen. Zo weven vele van deze vrouwen ware kunstwerken en kunnen ze zich een behoorlijk en consistent inkomen verwerven. De cijfers bewijzen het: in de jaren '80 was Marokko wereldwijd de vijfde producent van handgeknoopte tapijten, net na veel grotere landen als Iran, India, pakistan en China. Daarmee is meteen de moderne mythe ontmaskerd van de zogenaamde improductiviteit van vrouwen.

Tijdens haar gesprekken met de weefsters contempleert Mernissi de kracht van gewone mensen (vrouwen) die nog niet gemoderniseerd zijn. Mernissi voert verschillende vrouwen op, zoals Chaïbia Talal, de Marokkaanse schilderes die met haar heel eigen 'naïeve' stijl furore maakte over de hele wereld en de weg vrij maakte voor vele andere vrouwelijke kunstenaars. Chaïba was een meisje uit de laagste en armste milieus in Casablanca. Ze werd op haar dertiende uitgehuwelijkt en moest op haar 15e, na de dood van haar man, zichzelf met een kind in de armen alleen zien te redden in Casablanca. Mernissi heeft naar eigen zeggen nooit begrepen waarom je moet kiezen tussen traditie en moderniteit. Een nogal vreemde opmerking voor iemand die zelf carrière heeft gemaakt in de academische wereld en als gelauwerde schrijfster Marokko een nieuw gezicht heeft gegeven in het buitenland. Volgens haar is dit één van de geheimen van de nieuwe Arabische generaties, zij voelen zich thuis in de schijnbare tweespalt tussen traditie en moderniteit. Het is een mooie voorstelling van zaken maar uiteindelijk niet uniek voor Arabische jongeren. Niet alleen zijn de mogelijkheden tot kennisverwerving en interactie van het internet revolutionair, ze waren ook nooit zo bereikbaar en goedkoop. Ten bewijze de enorme groei van de Blogosfeer op het Afrikaanse continent van de laatste jaren. Dat jongeren met weinig kansen uit arme landen zich hierop gooien is gewoon een bewijs van hun gezond verstand. De combinatie van satelliettv, internet en burgerinitiatieven hebben jongeren uit het dal gehaald. Dat zeggen jonge kunstenaars zelf in de woestijnstad Zagora, één van de plekken waar Mernissi op zoek gaat naar de nieuwe initiatieven. Ze richtten hun eigen atelier op en boorden via het web een wereldwijde clandisie van reizigers aan.

Traditionele tapijtmotieven bevatten vaak pictogrammen uit een verloren taal, tekens die deel uitmaken van het Tinifagh, dat werd gesproken door de berbers, de Toeareg van de Sahara. Socioloog Abdelkebir Khatibi onderzocht deze oude uitdrukkingsvorm en concludeert dat het gaat om "een beeldende talisman van de vrouw." Fatima Mernissi legt een haast spiritueel verband tussen de digitale communicatietechnologie en de traditionele tapijtweverijen. In beide gevallen wordt een web geweven, letterlijk en in overdrachtelijke zin. Ik zou daar aan toevoegen: cultuurproductie is een complex proces van abstrahering van persoonlijke en collectieve ervaringen waarbij het beste uit de menselijke natuur geactiveerd wordt: gevoeligheid, concentratie, liefde en spiritualiteit. De taalvormen en de vormentaal die daar uit komen is van oneindige variëteit, net als de natuur zelf. De mens creëert voortdurend nieuwe platformen voor culturele uitingen maar vernietigt er ook regelmatig. Als een taal verloren gaat (gemiddeld één keer per twee weken verdwijnt één van de 6000 bekende talen) betekent dat een haast onherstelbaar verloren gaan van unieke menselijke ervaringen. Elke kunst- of ambachtsvorm die dat proces tegengaat is waardevol.

Sheherazades weblog bulkt van de interessante contacten inclusief bijhorende telefoonnummers en e-mail adressen. Het boek wordt bovendien vergezeld van een dringende oproep om deze mensen te contacteren en hen te ontmoeten. Fatima Mernissi moedigt elk reiziger en toerist aan om zich te verdiepen in lokale cultuur en bvb een cursus Amazigh te volgen. Dat is de berbertaal die een ware Renaissance doormaakt en die je nu zelf kan leren in het centrum Tariq ibn Ziad in de hoofdstad Rabat. Uit zo'n ontmoetingen hoopt Mernissi dat mensen nader tot elkaar komen. Wellicht wil ze vooral meewerken aan de opstand van een nieuwe economische sector die haar land mee naar de voorhoede kan stuwen van de felgeplaagde Maghreb, maar dat is dan ook een zeer eerbaar doel.

Lees verder...

Monday, August 25, 2008

De Ziel reist te voet

Recensie "De Ziel reist te voet" van Walter Lotens, uitgeg. in eigen beheer, ISBN 9789080996922, te bestellen via walter.lotens@yahoo.com

Walter Lotens is een eigenzinnig auteur. Hij reist de wereld rond of schrijft beschouwingen over het fenomeen reizen vanuit zijn geliefde Paramaribo. In zijn vorig boek, het essay over reizen "Ticket naar Shangri-La" doet hij dat op een abstract, spiritueel niveau. Zijn blik is weifelend en eerder pessimistisch over de in sommige kringen geroemde kansen op intercultureel contact die het internationale toerisme zou moeten bieden. Met "De ziel reist te voet" gooit Lotens het over een andere boeg. Hij wil weten welke positieve initiatieven er bestaan en inventariseert. Allerlei bevlogen gesprekpartners passeren de revue: coördinatoren van duurzaam-toerisme initiatieven, uitwisselingsstudenten, reizigers die zichzelf omscholen tot ontwikkelingshelpers, ambtenaren die te maken hebben met stedenbanden. Zijn conclusie na al die gesprekken zet hij meteen op de cover van zijn boek: De ziel reist te voet. Een op het eerste zicht nogal filosofische gedachtekronkel die wel goed uitdrukt waar het over gaat: de emotionele verwerking van een interculturele ervaring gebeurt met vertraging. Waarom dan nog dit boek lezen? Omdat in deze, net zoals in goede literatuur, het proces minstens even belangrijk is als de ontknoping. En al vertoont Lotens regelmatig de neiging om wat onnodig academisch jargon te gebruiken, hij weet bij zijn gesprekspartners toch intrigerende verhalen te ontlokken die maken dat dit al bij al een hoopvol boek is geworden.


Walter Lotens is heel kritisch voor de grote spelers in de reissector, de "Goliaths" zoals TUI die hun winsthonger altijd en overal laten primeren. Voor hen is de nieuwe vraag naar duurzamere manieren om het toerisme te organiseren slechts een marketingtruc. Lotens denkt de echte positieve initiatieven dan ook te vinden in de marge van de reissector en komt als vanzelf uit bij de Mechelse touroperator Joker, de reisbegeleidersorganisatie Karavaan en het kleinere Kriskras in Gent. Zij denken al jaren na over duurzaam toerisme en trachten de voornaamste principes ook in praktijk te brengen: zoveel mogelijk gebruik van openbaar vervoer, aantal vliegtuigreizen beperken tot het minimum, stimuleren van lokale economie en steunen van lokale toeristische initiatieven, respect betonen voor lokale gebruiken en cultuur. Volgens zijn gesprekspartners kan je ook binnen het korte bestek van een reis mensen bewust maken van de invloed die ze hebben. Ook toeristen kunnen unieke ontmoetingen hebben op reis en hebben de mogelijkheid om hun leven met die ervaring te verrijken. Een andere vraag is wat de lokale bevolking in 'de ontvangende landen' er dan wel aan heeft? Volgens Jef Van Eyck, coördinator van Karavaan, komt 95% van het budget dat hun klanten tijdens de reis spenderen in de plaatselijke economie terecht (Bij een all-inclusive hotel van een internationale keten is dat nauwelijks enkele procenten). Aan gemiddeld 600 euro per reis en ongeveer 3000 reizigers per jaar is dat toch jaarlijks 1,8 miljoen euro. Ze steunen ook opleidingsscholen voor professionele gidsen in Indonesië en Tanzania. In dit laatste land steunen ze ook een lokale vakbond van dragers op de Kilimanjaro.

Nina Rao van het Indiase Equitable Tourism Options, is een andere mening toegedaan. Ze gelooft niet in de Westerse invulling van duurzame ontwikkeling. Zij denkt dat "consumenten geen afstand willen doen van bepaalde zaken die door hun perceptie van de wereld vanzelfsprekend lijken, hoe oprecht geïnteresseerd ze ook mogen zijn in duurzaam toerisme." Wat is de oplossing dan? Leg de controle volledig bij de lokale gemeenschap. Duurzaam toerisme moet per definitie lokaal ingebed zijn, aldus nog Rao. In Noord-Brazilië breidt het aantal 'community-based' projecten zich alvast gestaag uit. Met behulp van een lokale ngo namen kustgemeenschappen in de Céara in 1991 reeds het toerisme in eigen handen. Nu nemen ze samen beslissingen en slagen er in om dank zij toerisme hun jongeren weer een perspectief te geven in hun eigen dorp. Ze hebben hun lokale ambachten kunnen revitaliseren en dankzij de toerisme-inkomsten kunnen ze opnieuw investeren in hun dorp. De aanleiding voor die positieve ontwikkeling was een lokale verzetsbeweging tegen landclaims van een aantal grote bouwpromotoren. Ondertussen hebben enkele tientallen dorpen samen een kustforum opgericht dat onder meer de illegale kreeftenvangst bestrijdt en de vernietiging van de mangroves. Ze bouwden samen kleine toeristische 'pousadas' (hotelletjes) en strandrestaurantjes om het toerisme te stimuleren. Ngo's en universiteiten sprongen mee in de bres. In 1997 werden al deze inspanningen beloont en maakte de Braziliaanse regering de coöperatie van inheemse vissers tot de officiële eigenaars van de kuststrook.
Ook Jef Crab in Suriname stimuleert CBT ('Community-Based Tourism'), hij laat bezoekers op twee manier betalen voor de lokaal verkregen diensten: alle betalingen die rechtstreeks naar de gemeenschap doen, gebeuren aan noordelijke prijzen. Voor diensten die worden geleverd door individuele bewoners (het gastgezin, de bootsman enz.) laat hij ze betalen naar lokale maatstaven. Het is een werkwijze waar nogal wat voor te zeggen valt.

CBT is ook een vorm van toerisme die toelaat dat mensen de andere op gelijkwaardigere manier kunnen benaderen. Het schept ruimte voor een leerproces omdat toeristen op een veilige manier hun eigen 'culturele luchtbel' kunnen verlaten. Mensen worden weer gast en gastheer (of -vrouw), een relatie die heel andere omgangsvormen vraagt dan louter bediende tegenover toerist. Wat heel vaak ontbreekt in reizen, dat is de wederkerigheid, stelt Lotens vast. Een principe dat je in alle sectoren zou moeten doorgeven. Zo analyseert Lotens de (afhankelijkheids)relatie van vele lokale gemeenschappen tegenover buitenlandse donoren. Hij maakt de vergelijking met de spreuk die hij vroeger als leraar in zijn klas had hangen: "wees zo beleefd tegen de leraar als de leraar tegen jullie." Lotens breekt een lans voor een onvoorwaardelijke wederkerigheid. Dit is nooit de makkelijkste weg, er zit zelfs een anarchistische dimensie aan omdat je een machtsrelatie afbreekt. Maar er is geen andere weg. Wat tegen de wil van de ander in gebeurd kan onmogelijk duurzaam zijn.
In Suriname praat hij o.m. met de Belg Jef Crab die er onder meer een ecologisch centrum leidt en inleefreizen organiseert naar de dorpen in het binnenland. Hij heeft een duidelijke visie op het beeld dat westerlingen van het zuiden hebben: "Wie definieert er trouwens armoede? In de inheemse dorpen in West-Suriname woont iedereen in een hutje van palmbladeren. Iedereen is daar rijk. Armoede treedt alleen op wanneer iemand zinken platen op zijn dak begint te leggen. Die keren wordt daardoor de rijkste van het dorp maar de armste van de Surinaamse samenleving, want zijn woning is slechts een zinkplaat op 4 palen. En vervolgens moet je beginnen 'ontwikkelen.' Zo zijn we vertrokken." Volgens Crab kan geen duurzame samenleving groeien als we onze houding niet veranderen. "Eén van de moeilijkste dingen voor een Westerling is te begrijpen dat armoede een gevolg is van uitsluiting, niet van domheid," zo noteert Lotens nog van op zijn terras in Paramaribo.

Ervaringen gebeuren in uitgesteld relais, zo blijkt vooral bij lange termijn verblijven in het buitenland. Zo vertelt een studente over haar prikkelbaarheid wanneer ze terug kwam van een stage in Kinshasa. De meeste van deze mensen beleven hun grootste cultuurshock wanneer ze terug komen en merken hoe ze thuis zaken missen die ze voordien niet kenden. Walter Lotens stelt vast dat er nog steeds geen longitudinaal onderzoek (de studie van gedragsveranderingen over langere termijn) bestaat naar het effect van interculturele ervaringen op lange termijn. We kunnen dus enkel af gaan op de anekdotische ervaringen van mensen zoals Johan Bastiaensen van USOS (Universitaire Stichting voor Ontwikkelingssamenwerking) in Antwerpen. Hij organiseert inleefreizen voor studenten en legt sterk de nadruk op het belang van het voor- en natraject: "In contact treden met armere mensen met een andere leefwijze dan wijzelf, vergt veek inlevingsvermogen en openheid."

In het vierde hoofdstuk gaat Lotens zijn oor te luisteren leggen bij de ex-leerlingen met wie hij in 1993 een solidariteitsreis ondernam naar de vluchtelingenkampen van het Sahraoui volk in de Westelijke Sahara, het gebied dat Marokko inlijfde en dat nog steeds de inzet vormt van de strijd die het Polisario front voert. Weer tracht hij de lange termijn effecten van die reis te meten bij de jongeren. Die blijken doorgaans nog steeds groot te zijn. Zo schrijft één van hen: "de reis naar de vluchtelingenkampen is als een 'pilaar' in mijn leven of als een wervel in mijn ruggengraat. Ze heeft me voorgoed veranderd." En nog: "Als ik zie hoe jongeren nu tegenover het leven staan en hoe hun leven is, dan schaam ik me in hun plaats. Ik hoop dat ze ooit iets dergelijks mogen meemaken."

Het fenomeen 'inleefreizen' heeft nog niets van zijn waarde verloren, zo blijkt. Het terugverdieneffect voor de progressieve en 3e wereldbeweging is er nog steeds, zo zeggen Johan Bastiaensen van USOS en Eric Joris van VIA, een uitwisselingsorganisatie. "Jaarlijks nemen er nog steeds duizenden jonge mensen uit alle continenten deel aan internationale uitwisselingen." Volgens Joris moeten inleefreizen wel 'facetvol' zijn: "flexibel, aansprekend, concurrerend, ervaringen, toegankelijk, variatie, organisatie en ook lachten." Ook reizen waarbij vrijwilligers verwacht worden te werken lopen goed, ondanks jarenlange berichten over teruglopende vrijwilligersinzet. Wanhopen hoeft dus niet. Alleen combineren jonge mensen vandaag de inzet voor anderen meer met een persoonlijke zoektocht naar zingeving en identiteit, zo citeert Lotens uit een onderzoek van sociologe Lesley Hustinx. Het onderzoek ging in opdracht van VIA op zoek naar de drijfveren van vrijwillig geëngageerde jongeren.

Een andere vorm van uitwisseling die Lotens zelf van dichtbij heeft kunnen meemaken, dat zijn stedenbanden. Met name die tussen Antwerpen en Paramaribo, die eind 2007 'as such' werd stopgezet, om te worden vervangen door een louter projectmatige steun. Er was sprake van "productgerichte, ondoordachte interventies met een hoog façadegehalte in plaats van een goeddoordachte, procesmatige aanpak zoals in Mol en Herent." In deze laatste kleinere gemeenten was ook een brede groep van vrijwilligers en ngo's bezig met de stedenband waardoor deze veel meer werd gedragen door de bevolking. De gewone Antwerpenaar wist niet eens dat zijn stad een relatie onderhield met de Surinaamse hoofdstad. Lotens heeft vele gesprekken met diverse betrokkenen en analyseert uitgebreid het fenomeen. Betty De Wachter van de VVSG (Vlaamse Vereniging van Steden en Gemeenten) gelooft dat een speciale relatie tussen steden kansen op wederkerigheid biedt. Deze dame verwijt de ontwikkelingsngo's een 'corporatistische reflex': "zij beschouwen zich als de enige die iets weten van de sector. Dat de gemeenten aan ons maar het geld geven, dan zullen wij dat wel nuttig besteden." In de gemeenten Mol en Herent blijken ngo's en gemeentebestuur wel goed samen te werken, zo blijkt uit de gesprekken van Lotens.

Lotens besluit zijn laatste hoofdstuk met een waarschuwing tegen idolatrie en esthetisering van lokale gemeenschappen: "na-ijver, scheve machtsverhoudingen, verschillen in kapitaal en opleidingskansen vind men overal, ook bij inheemsen." M.a.w. 'Shangri-La' bestaat niet, al zal iedereen op een bepaald moment in zijn of haar leven de aanvechting hebben om er naar op zoek te gaan. Wij hebben wel de koopkracht en het juiste paspoort om die droom na te jagen. Het wordt ons met commerciële efficiëntie zelfs zo makkelijk gemaakt dat het van oorsprong spirituele concept elk jaar opnieuw als betaalbaar escapisme binnen ons bereik lijkt te liggen. Omzwachteld met gezwollen adjectieven vegen glossy brochures alle realistische voorstellingen van exotische bestemmingen bij voorbaat van tafel. Gelukkig bestaan er dus ook goede alternatieven voor het commerciële geweld van de toerismegiganten. Als je het aantal mensen bekijkt dat jaarlijks vertrekt op een inleefreis, dat actief is in één of andere vorm van band met het zuiden of dat tracht aan duurzaam toerisme te doen, dan vormen de alternatieven helemaal niet zo'n marginaal gegeven meer, en dat is toch een verheugende vaststelling voor nuchtere ziel Walter Lotens.

Lees verder...

Wednesday, July 30, 2008

Reizen met respect

Duurzaam toerisme is nog steeds een niche markt. Maar het is wel een uitdijende markt. Op enkele weken voor de jaarlijkse vakantie-uittocht bracht de Nederlandse reisjournalist Hans van de Veen “Reizen met respect” uit. En het moet gezegd: niemand die dit boekje leest heeft nog een echt excuus: je hoeft echt geen doorwinterde avonturier met geitenwollen sokken meer te zijn om je vakantie duurzamer te maken. Een beetje bewustzijn en aantal eenvoudige principes hanteren in de keuze van je vervoer en accommodatie zijn al heel wat waard. Intussen groeien duurzaam toerisme projecten overal ter wereld als kool. In “Reizen met respect” krijg je een beknopt en vlot geschreven overzicht van wat duurzaam toerisme is en wat je zelf kan doen. Per regio vind je een lijst voorbeelden van goede projecten die je vakantie tot een onvergetelijke ervaring kunnen omtoveren.

“Reizen met respect” is een Nederlandstalige bewerking van "The Ethical travel Guide" van Polly Patullo uit 2006. In de verantwoording schrijft de auteur dat de selectie van duurzaam toerisme projecten aan dezelfde criteria moest voldoen als in de Engelstalige gids.

In het boek komen ook enkele oude bekenden aan het woord die al langer aan de weg timmeren. Zoals Adama Bah, de grondlegger van Gambian Tourism Concern. Bah was ook op het Wereld Sociaal Forum in Mumbai (2004) waar hij kwam getuigen over hun strijd tegen de ‘all-inclusives.’ Het kleine Gambia is één van die landen die erg hebben ingezet op massatoerisme. In de jaren '80 en '90 zetten ze de deur wijd open voor buitenlandse investeerders die, aangetrokken door een bijzondere belastingvoordelen, massaal ‘all-inclusive’ hotelcomplexen optrokken aan de parelwitte stranden. In deze formule betalen toeristen de volledige prijs voor hun vakantie bij het boeken. Een Channel4 reportage van enkele jaren geleden liet zien hoe Britse toeristen zich lieten verwennen in ‘culturele bellen' waarbij de lokale bevolking wordt opgevoerd als aapjes in de zoo. De video wordt nog steeds gebruikt in vormingssessies over duurzaam toerisme als schoolvoorbeeld van hoe het niet moet.
Hans van de Veen laat Adama Bah aan het woord over Tumani Tenda. De bewoners van het Gambiaanse dorp hebben zelf een toerismeprogramma gecreëerd dat aansluit bij het dorpsleven. De extra inkomsten uit het toerisme geven de inwoners de ruimte om te investeren in een duurzame ontwikkeling. Daarmee tonen de bewoners aan dat vakantiegangers in Gambia een keuze hebben. Een keuze tussen enerzijds het onpersoonlijke massatoerisme waarmee je enkel de multinationale touroperators rijk maakt en mens noch milieu in het land respecteert of anderzijds toerisme met een warm, menselijk gelaat dat positieve sociale, economische of ecologische effecten heeft en waarvan beide partijen (lokale bevolking en toerist) rijker worden. Daarmee is meteen gezegd waarover dit boek gaat.

Hans Van de Veen gaat ook in op de kritiek als zou duurzaam toerisme een schijnheilig streven zijn. Deze criticasters noemen voorstanders van duurzaam toerisme "naïef" of "elitair." Nonsens natuurlijk. Op dezelfde manier kan je eender welk positief initiatief afdoen als naïef en belachelijk. Zo is Vlaanderen vandaag de Europese regio die per gezin het minst afval produceert. Dat is te danken aan de hoge mate waarin Vlaamse gezinnen hun afval sorteren. Bij het invoeren van de verplichting tot sorteren waren zure oprispingen die het nut van de maatregel in twijfel trokken niet van de lucht. Maar ondertussen kijken andere landen wel naar ons.

Doorgaans worden deze ‘kritische’ beweringen niet ondersteund door enig rationeel argument en weten de uitsprekers in kwestie nauwelijks waar ze het over hebben. Met enige slechte wil zou je het een makkelijk excuus kunnen noemen om zelf niets te hoeven doen. Het enige dat je kan doen om zulke 'toogpraat' pareren dat is afkomen met goede argumenten. En dat doet van de Veen. Eén van de beste argumenten is dat duurzaam toerisme gewoon veel leuker en boeiender is. En, neen, je hoeft niet in te boeten op comfort of privacy. Uit de beperkte selectie duurzame projecten in dit boekje - het aanbod groeit elke dag - kan je kiezen voor heel basic comfort en veel contact met de lokale bevolking. Maar als je op zoek bent naar rust en privacy kan je ook gaan voor prachtige lodges die gebouwd werden met lokale materialen en met beperkte inpact op mens en milieu. De pionierstijd is voorbij dat je dergelijke projecten met een vergrootglas moest gaan zoeken.

Een link die al langer gemaakt wordt is die met fair trade. Als je thuis nadenkt over de manier waarop je je geld besteedt waarom dan niet op reis? Ervoor zorgen dat producenten een eerlijk deel krijgen van de verkoopprijs van hun product kan door fair trade producten te kopen en door de keten tussen producent en consument kort te houden (bvb door je voedsel rechtstreeks bij de boer te kopen). Door je vakantie te spenderen bij één van de projecten in dit boek doe je beide. Dat kan je lezen in de levendige verslagjes van allerlei mensen die duurzaam toerisme projecten bezoeken. Zo schrijft Erica Keizer over haar bezoek aan Rungwe Tea & Tours in Tanzania: "direct van de mensen horen hoe hun leven eruit ziet, dat maakt deze trip heel speciaal. Een ervaring die nog lang in je geheugen blijft hangen."

Na de inhoudelijke hoofdstukken vind je in “reizen met respect” een lijst van duurzaam toerisme projecten gerangschikt per regio. De lijst is noodzakelijkerwijze beperkt maar biedt toch een mooi staalkaart van diverse soorten projecten waaronder: agrotoerisme, goedkoop of luxeverblijven, taallessen of workshops, trektochten, gastgezinnen.

In tegenstelling tot “Hoe word ik wereldreiziger” uit 2007, een modieus boekje van Marcel Gansevoort dat mij behoorlijk teleurstelde, legt Hans Van de Veen hier wel de vinger op de wonde: "Maar helaas vertonen veel toeristen de kenmerken van het kuddedier. Met zijn allen bezoeken ze per touringcar die paar plekken ‘waar je geweest moet zijn,’ en de rest van hun verblijf brengen ze door geriefelijke internationale hotels. Dat biedt nauwelijks de kans aan lokale toerismeondernemers om ook een graantje mee te pikken van het toerisme.” Volgens de Verenigde Naties gebruikt “de gemiddelde toerist in 24 uur net zoveel water als een inwoner van een arm land nodig heeft om gedurende 100 dagen rijst te verbouwen.” Dit boek zal hopelijk een steentje bijdragen tot het bewustzijn bij de vakantieganger.

Het boek heeft ook zijn eigen website www.reizenmetrespect.com waar je feedback en aanvullende suggesties kan geven.

>> Reizen met respect; Hans van de Veen - ISBN 978 90 257 4304 8 - Dominicus, met steun van ncdo Nederland. Het boek is te bestellen via de webwinkel van 11.11.11 of via 02/536 11 22

Lees verder...

Friday, March 14, 2008

Lach niet vrouw - om te lezen met gebalde handen

Afghaanse vrouwen leiden een weinig benijdenswaardig leven. De bevrijding van de fundamentalistische Taliban eind 2001 betekende een opflakkering van hoop voor de geteisterde bevolking. De verwachtingen werden echter niet ingelost. De centrale regering is op drijfzand gebouwd. Ze heeft geen macht over de regionale bestuurders die zich als vanouds als onafhankelijke krijgsheren opstellen. Ze verrijken zichzelf en onderdrukken de bevolking. Het is in die context dat Jennie Vanlerberghe, journaliste en vrouwenrechtenactiviste in 2002 arriveert in Kaboel.

Om het nog moeilijker te maken, aanhangers van het voormalige Taliban-regime blijven intussen ook strijden tegen de aanwezigheid van 'ongelovigen' in Afghanistan. Met aanslagen en terreurdaden proberen ze het bewind van Hamid Karzai, die zij als een marionet beschouwen, te destabiliseren. Ze opereren vanuit het Pakistaanse grensgebied. De invloed van de internationale vredesmacht, de ISAF, reikt nauwelijks tot voorbij de grenzen van de hoofdstad Kaboel. De Afghanen willen het mandaat van de ISAF naar de provincies uitbreiden, maar de Westerse coalitie weigert dit voorlopig op financiële en logistieke gronden. Voor de gewone Afghaan blijven het bijgevolg precaire tijden. Voor de Afghaanse vrouwen op het platteland is bovenop hun dagelijkse vernederingen en onderdrukking de extreme onveiligheid gekomen. Kortom, er zijn weinig plekken op de wereld waar vrouwen er slechter aan toe zijn dan in Afghanistan.

Samen met een franse vriendin en een Afghaanse vluchtelinge die in Frankrijk woont wil Jennie Vanlerberghe een vrouwencentrum oprichten in Istalif, een provinciestad op zo’n anderhalf uur rijden van Kaboel. Met veel moeite en volharding slagen ze in hun opzet. Het wordt een huis waar vrouwen les kunnen volgen, waar ze de noodzakelijke medische hulp vinden die in hun gewone leven totaal afwezig is. Daarnaast zetten ze een naaiatelier op en een verkoopskanaal met de ambitie een min of meer stabiel inkomen te creëren voor de vrouwen.

“Lach niet, Khanoun” is het verhaal van de totstandkoming van het vrouwenhuis en de vaak moeizame strijd voor aanvaarding in een uiterst patriarchale samenleving. Vanlerberghe is een doordouwer. Haar woede over de toestand maakt dat ze de neiging heeft het geslacht dat verantwoordelijk is voor de ellende van de vrouwen te negeren tenzij het niet anders kan. Wanneer ze in de Shora (raad van oudsten) van Istalif vraagt waarom het vrouwenhuis geen steun krijgt van hen krijgt ze als antwoord: “we weten niet zo goed wat daar gebeurt.” Enkele hoofdstukken later: “veel mannen in Istalif zijn nu heel jaloers op hun vrouw. Ze worden allemaal slimmer dan hun man.” Waarop Vanlerberghe zelf concludeert: “een waarheid die ons problemen geeft en zal geven.” En dan nog verder: “Meisjes en vrouwen gaan flink vooruit. De mannen blijven ter plaatse trappelen. Dat we daar iets aan moeten doen, zal nog duidelijk worden.”
Maar Vanlerberghe en haar medestanders zijn niet te beroerd om de effectiviteit van hun project te laten voorgaan op hun gerechtvaardigde verontwaardiging en dat siert hen. Vanaf het najaar van 2006 worden ook een aantal mannen- en familieprojecten uitgevoerd. De welwillendheid van de mannen in Istalif voer er wel bij.

Maar waarom werkt de nieuwe regering nu eigenlijk niet? Waarom neemt de invloed van de Taliban opnieuw toe? Waarom blijft de algemene situatie van de vrouwen achteruit gaat in Afghanistan? Voor een antwoord op deze vragen ben je met dit boek niet veel.
Dit is wel een boek om met gebalde handen en knarsende tanden te lezen. Het is dan ook moeilijk onbewogen te blijven bij de talrijke aangrijpende passages met mensonterende situaties.

Lach niet, Khanoun – Vrouwenhuis in Afghanistan (Jennie Vanlerberghe)
Roularta Books – isbn 978 90 5466 823 7

Lees verder...

Sunday, March 09, 2008

Amarty Sen en het gevaar van éénduidige identiteiten

De bekende Indiase econoom en Nobelprijswinnaar (1998) Amartya Sen wil wel eens buiten de lijntjes kleuren van zijn vakgebied. Sen is dan ook geen econoom van de traditionele school die het axioma (zeg maar dogma) van de rationele mens en zijn consumptiebehoeften nog steeds als meest definiërende menselijke drijfveren beschouwen. Met "Identiteit en geweld" schreef hij een grotendeels vanuit de buik geschreven, maar toch wel doorwrochte kritiek op de illusie van éénduidige identiteiten. Hij wijst op de nefaste gevolgen voor geweld en conflict in de wereld van vandaag waarin mensen meer en meer van elkaar gescheiden worden door godsdienst en cultuur. Een stimulerende denkoefening. Lezers met weinig geduld zouden zich kunnen storen aan de neiging van Sen om zijn basisthese talrijke malen te herhalen, via weliswaar telkens andere invalshoeken. Maar als je bereid bent hardop mee te denken dan neem je dat voor lief. Een rustige leesplek is warm aanbevolen.

Identiteit en geweld sluit aan op de analyse van KifKif in het recente boek "cultu(u)renpolitiek." Als ondertitel schrijft Amarty Sen "de illusie van het lot," waarmee hij bedoelt, het lot van een gepercipieerde éénduidige identiteit. Ook Sen waarschuwt in zijn essay uit 2006 voor het nefaste effect wanneer je mensen vast timmert op één identiteit. De analogie met cultuur en 'de strijd tussen beschavingen' is duidelijk. In een wereld die tegen sneltreinvaart verstedelijkt en waar grote massa's mensen van verschillende achtergronden samen hun weg moeten zoeken is de zogenaamde 'culturele identiteit' een krachtig concept. Het referentiekader dat mensen gebruiken om anderen een plaats te geven werkt als een soort tabel van Mendeljev. Sen heeft het o.m. over de rol van keuze in identiteit en de sociale context die verschillend kan zijn. Ik moest spontaan denken aan het model van 'de roos van Leary,' dat binnen de groepsdynamica grafisch voorstelt hoe onze rol binnen een groep kan variëren naargelang de omstandigheden dat vereisen. Van leidend en wedijverend over helpend of aanvallend tot verontschuldigend of meegaand. Natuurlijk gaat het bij het model van Leary enkel over sociale dynamieken en komt de rol van de diverse persoonlijkheden in een groep niet aan bod. Maar de analogie is er wel.

Een natuurlijke staat?

De voorstanders van een éénduidige 'culturele identiteit'-these zeggen dat identiteit iets is dat iedereen moet 'ontdekken.' Alsof het een natuurlijke staat zou betreffen. Terwijl je in werkelijkheid natuurlijk enkel 'velden' ontdekt, d.w.z. een familiale context, een sociaaleconomische context, een historisch-culturele context, een politieke context enzovoort. Vervolgens (en dit is in eerste instantie wel een natuurlijk proces) ga je je pluriforme identiteit samenstellen: je maakt dus keuzes, de één al bewuster dan de andere. Waarom je bepaalde keuzes maakt is afhankelijk van minstens even veel factoren als er mensen zijn, maar waarschijnlijk van veel meer. Leeftijd, karakter, geslacht, temperament, gemoedsgesteldheid, sociale druk, materiële en andere beperkingen. Naargelang al de voorgaande factoren zal je een bepaalde deelidentiteit (sterk) benadrukken of net niet. De vrijheid die we hebben om onze loyaliteiten en prioriteiten te bepalen is dan ook uiterst belangrijk om te erkennen, naar waarde te schatten en te verdedigen.

Volgens Sen is de veronderstelling dat mensen ingedeeld kunnen worden in categorieën uitsluitend gebaseerd op cultuur of religie een belangrijke bron van conflicten. Ik ben het met hem eens. Dit idee dat maar al te zeer leeft maakt de wereld uiterst ontvlambaar. Het is een vorm van reductionisme die eenvoudige verklaringen stimuleert en mensen achter banieren verenigt waar ze beter van weg zouden blijven. Als mensen bepaalde beslissingen nemen die als vreemd of anders worden beschouwd door de goegemeente zal dat in een diverse samenleving ook vaak worden toegeschreven aan de ‘cultuur’ van de betrokkene. Volgens Sen kan de culturele achtergrond bepaalde beslissingen (sterk) beïnvloeden maar nooit volledig bepalen.

Het voorbeeld dat Sen het beste kent is vanzelfsprekend India. Samuel Huntington hemzelf omschreef het subcontinent als een "Hindu-samenleving." Een omschrijving die onrecht doet aan de grote diversiteit aan geloofsgemeenschappen in India maar die bovendien een hoge ontvlambaarheid bezit. De extremistische "Hindutva" beweging was natuurlijk blij met die uitspraak. Maar wat met de uitgebreide Jain-gemeenschap, of de Sikhs, of de Christenen... en de Zoroastriërs, één van de oudste nog overlevende godsdiensten. Niet te vergeten meer dan 150 miljoen moslims, de tweede grootste moslimgemeenschap ter wereld na Indonesië. Ontbreekt nog in het rijtje: de Joodse gemeenschap, de Boeddhisten, diverse animistische overtuigingen enzovoort. Al deze religies hebben dan nog vaak verschillende strekkingen. Overigens is er ook een niet-onaanzienlijk aantal mensen dat zichzelf een seculiere levensstijl aanmeet en geen enkele religieuze praktijk aanhangt, al vinden ze zichzelf wel vaak behoren tot een brede cultuurgemeenschap die haar culturele wortels en uitingen terugvind in één van de dominante religies. (Net zoals de doorsnee Vlaming zijn cultuur geworteld is in de Katholieke verhalen en ritten.) India omschrijven als een Hindu-gemeenschap is dus de realiteit geweld aan doen.

Het is vooral zaak om mensen niet vast te pinnen op hun gepercipieerde identiteit en vervolgens bepaalde verwachtingspatronen over hen te gaan koesteren. Als ze in hun gedragingen daar niet aan voldoen dan worden ze vaak gebrandmerkt als 'afvallige' binnen hun eigen cultuurgemeenschap en daarbuiten als ‘onbetrouwbaar.’

Universele waarden

Culturen worden ook vereenzelvigd met bepaalde waarden en gebruiken. Die kunnen positief of negatief zijn. Wanneer het echter gaat over universele menselijke waarden die haast overal worden gewaardeerd zoals tolerantie dan spreekt men in het Westen graag over 'Westerse waarden'. Huntington (ja, hij weer...) citeert nog waarden zoals "sociaal pluralisme, individualisme en een traditie van individuele rechten en vrijheden die uniek zijn onder beschaafde samenlevingen." Hij trekt de ‘roots’ van deze waarden door tot ver vóór moderne tijden, het zou gaan om inherente Westerse waarden die diep verborgen liggen in de Westerse psyche. Niet alleen is dit empirisch zeer moeilijk vol te houden, het heeft iets ridicuuls. Er zijn namelijk vele voorbeelden van tolerantie in vele culturen in de wereldgeschiedenis. Als er één verworvenheid is die het Westen voor zichzelf opeist is het wel ‘democratie,’ met als ultieme bewijsvoering de Oudgriekse erfenis. Nochtans zijn er goede redenen om die link niet te leggen: Ten eerste hadden de oude Grieken veel meer connecties met volkeren van het nabije en zelfs verre oosten dan met pakweg de Goten of Visigoten die in die tijd in onze contreien leefden. Het is dan ook nonsens om er een raciale kwestie van te maken, alsof 'Europeanen' de democratie ingebouwd hebben... Ten tweede, zo betoogt Sen, waren er na het oude Griekenland nog vele andere culturen die één of andere vorm van kiesstelsel hebben geprobeerd. Zo had de stad Susa (nu in Zuidwest Iran) gedurende enkele eeuwen een verkozen raad, een populaire algemene vergadering en magistraten die voorgesteld werden door de raad en verkozen door de algemene vergadering.
Ten derde is democratie natuurlijk veel meer dan stemmen alleen. Publiek overleg werd in veel oude beschavingen gebezigd om conflicten of problemen op te lossen. Zo had je, drie eeuwen voor onze tijdsrekening, in India de Boeddhistische raden waar aanhangers van verschillende meningen op een georganiseerde manier hun meningsverschillen uitpraatten en dan beslissingen namen voor de gemeenschap. In de 7e eeuw liet de Japanse prins Shotoku in de grondwet van zijn rijk inschrijven dat belangrijke beslissingen moesten genomen worden door veel mensen – hij vermelde er wel niet bij welke mensen dat moesten zijn, van de notie representativiteit was geen sprake. Ook in de Islamitische geschiedenis zijn er vele voorbeelden te vinden van inspraak door publieke discussie. Op het Afrikaanse continent had je de dorpsraden. Nelson Mandela beschrijft deze als een voorbeeld van basisdemocratie in zijn autobiografie ‘Long walk to freedom.’ Dit alles om duidelijk te maken dat het Westen niet het patent heeft op het democratische gedachtegoed.

Islam en politiek

Terug naar religie. Sen wijdt een flink stuk aan van zijn bedenkingen aan de Islam, gezien de underdog positie die deze godsdienst vandaag inneemt in een sterk gepolariseerde wereld. Los van het verschil tussen enerzijds moslim zijn en anderzijds het cultiveren van een Islamitische identiteit verdraagt de loutere diversiteit aan strekkingen geen éénduidige stempels. Een zelfs maar oppervlakkige lezing van de geschiedenis toont aan hoezeer de huidige polarisering tussen pakweg joden en islamieten recent opgelopen en veralgemeend is. Terwijl beide bevolkingsgroepen eeuwenlang vreedzaam samen leefden en vele individuen uit de joodse minderheid belangrijke posten bekleedde in het Islamitische bestuur. De vraag die we ons moeten stellen, aldus Sen, is niet of de Islam (of het Christendom, Hindoeïsme enz.) nu een vredelievende of eerder strijdvaardige godsdienst is. Eerder moeten we ons afvragen hoe een religieuze Moslim (of Christen of Hindoe) zijn of haar religieuze geloof of praktijk kan combineren met andere uitingen van identiteit of waarden zoals bijvoorbeeld de positie tegenover vrede en oorlog. We moeten accepteren dat het geloof niet alle beslissingen verklaard die we maken in ons leven, inclusief onze politieke en sociale prioriteiten en de acties en het gedrag dat daaruit voortvloeit. Iets dat we overigens wel makkelijker doen voor onszelf of voor mensen uit onze eigen cultuurgemeenschap.

Het is een menselijke reflex om anderen zo snel mogelijk onder te brengen in een kader. Gaat het om de Islamitische wereld dan hangt dat kader nog vaak met haken en ogen aan elkaar. Vele landen die zich formeel ‘Islamitisch’ heetten zijn het toneel van een voortdurende politieke strijd waarbij de protagonisten hun argumenten zeker niet uitsluitend uit hun Islamitische identiteit halen. Het is belangrijk om dat te zien en te erkennen. De buitenproportionele invloed van fundamentalistische groepen is bijvoorbeeld in Pakistan het gevolg van verborgen staatssteun. En Pakistan is niet het enigste land waar dat aantoonbaar zo is. Er zit dus een politieke strategie achter van de machthebbers die al enkele decennia opgeldt maakt en die nu pas zuur begint op te breken. Alhoewel voor de vaak aan sclerose leidende machtselite de balans nog steeds ‘positief’ lijkt. Enkele voor de hand liggende redenen, zonder rekening te houden met de lokale verschillen: ten eerste het fnuiken van alle basisdemocratische bewegingen, vroeger van linkse maar tegenwoordig meer van liberale signatuur, die ervaren de machtselites als een bedreiging voor de heersende status-quo. Ten tweede het aantrekken van haast onuitputtelijke fondsen van de grote mogendheden die hun economische belangen willen veiligstellen. Het is ook niet toevallig dat haast alle grote Amerikaanse militaire bases, die in naam van de oorlog tegen het terrorisme
gebouwd worden, precies op de route van de olie- en gaspijplijnen naar de Indische Oceaan of de Middellandse zee liggen. De uitbouw van een gezonde en actieve civiele samenleving wordt door alle deze landen schromelijk verwaarloosd of zelf onderdrukt simpelweg omdat zij niet de heersende belangen vertegenwoordigen.

Het is duidelijk dat de op religie gebaseerde polarisering een misleidende invloed heeft op het begrip van mensen over heel de wereld. Bovendien werkt het een uitvergroting in de hand van verschillen tussen mensen waarbij andere dan religieuze verschillen uitgevlakt worden. Sen wijst met een beschuldigende vinger naar de recente tendens in Europa om lokale religieuze leiders buiten hun eigenlijke rol te laten treden en een vertegenwoordigende rol te gaan spelen in kwesties van politieke en sociale aard. Uit het basisonderzoek "Moskeeën in Gent: Tussen Subcultuur en Sociale Beweging. Emancipatiedynamieken van Moslimminderheden in de Diaspora" waarop sociologe Meryem Kanmaz vorig jaar doctoreerde bleek al de ontzettende diversiteit binnen de moslimgemeenschap in Vlaanderen. Er bestaat gewoon geen religieuze leider die representatief genoeg is. Sen’s voornaamste kritiek is dat hierdoor de wind uit de zeilen wordt genomen van civiele maatschappij: seculiere en themagebonden belangengroepen die hun achterban vertegenwoordigen op een veel legitiemere manier. Het algemeen burgerschap van mensen krijgt op die manier nauwelijks nog de kans om te ontwikkelen en op te bloeien. Pogingen om terrorisme te tackelen met de hulp van religie in de V.S. en Groot Brittannië had het effect dat Islamitische geestelijken en andere leden van het religieuze establishment zich moesten gaan uitspreken over zaken buiten het domein van de religie. En dat op een moment wanneer er een grote nood bestaat aan een belangrijke rol van moslims in de civiele samenleving. Op deze manier speel je de fundi’s in de kaart, zij die immers vinden dat het antwoord op alle vragen in de heilige teksten te vinden is. Bovendien geef je iedereen nog meer de indruk dat de geestelijken de islamitische gemeenschap echt vertegenwoordigen en hun discours gedragen wordt door die gemeenschap. Waardoor het klimaat nog meer polariseert. Later in het boek vraagt Sen zich nog retorisch af of een inwoner van het Verenigd Koninkrijk zijn relatie tot het land moet ‘gemedieerd’ worden via de cultuur waar de persoon op het eerste zicht toe behoort. Die benadering is die van het multiculturalisme. Maar dit multicultalisme mag geen beknotting zijn van het recht van elk individu om actief te zijn in de civiele samenleving, om deel te nemen aan de nationale politiek of om een sociaal non-conformistische levensstijl aan te nemen. In plaats van mensen op te roepen te ageren via hun eigen gemeenschap zou het beter zijn hen aan te zetten te participeren in de civiele samenleving en op die manier hun stem te laten horen, vindt Sen.

De koloniale erfzonde

In de periferie krijg je intussen een hevige antiwesterse retoriek bij extremistische groepen die waarden zoals vrijheid en democratie eveneens als ‘westers’ beschouwen. Deze houding is een gevolg van frustratie maar ook, een erfenis van onverwerkt koloniaal verleden, zo zegt Sen. Hij haalt het voorbeeld aan van James Mill, een Brits auteur uit het begin van de 19e eeuw. Zijn boek “Geschiedenis van India” was lange tijd zowat de bijbel voor elke Britse officier die zich voorbereidde op een carrière in de koloniale dienst van het uitgestrekte subcontinent. Het boek bulkt van de laatdunkende zinnen zoals: “onder het uitgestreken gezicht van de Indiër schuilt een verraderlijk temperament vol perfiditeit.” Of nog: “hoewel sommigen India een grote beschaving hebben genoemd, zijn ze in werkelijkheid slechts enkele beperkte stappen gezet in de richting van de beschaving.” Deze James Mill beheerste geen enkele Indiase taal en bezocht het land geen enkele keer. De arrogantie en het superioriteitsgevoel waarmee de koloniale heersers de volkeren in hun wingewesten benaderden laat nu nog zijn sporen na in de geesten. Het leidde ertoe dat mensen uit de ‘periferie’ (niet-westerse landen) zich nog steeds als ‘de ander’ beschouwen. Samen met het Westerse patent op individuele vrijheid en democratie leidt die houding tot een nefast scepticisme tegenover al die universele waarden. In Azië werden in de jaren ’90 de ‘Aziatische waarden’ naar voor geschoven als alternatief systeem. Onder het motto: “jullie kunnen je westerse waarden houden, wij gaan het doen op onze manier, met discipline en orde.” De geforceerde manier waarop bewindsvoerders dit discours naar voor schoven bevestigt dat patent waar het hierboven over ging. Het dekoloniseringproces van de geest vraagt een afwijzing van de verleiding die éénduidige identiteiten en prioriteiten in zich dragen.

In de laatste hoofdstukken heeft Sen het nog over het ontstaan van een globale (deel)identiteit gebaseerd op de solidariteitsgedachte van de andersglobaliseringsbeweging. Die beweging is gegrondvest op een gemeenschappelijk verlangen naar rechtvaardigheid en dat vindt hij een opwindende ontwikkeling. Misschien is rechtvaardigheid wel de ultieme betrachting langs dewelke menselijke inspanningen kunnen convergeren. De grootste gemene deler als het ware.

Identity and Violence: The Illusion of Destiny
Penguin Books Ltd (2007), Paperback, 240 pages
ISBN 9780141027807


Lees verder...

Tuesday, January 01, 2008

Fataal gebrek aan engagement in "Hoe word ik wereldreiziger?"

Ik kreeg vandaag het boek "Hoe wordt ik wereldreiziger?" in handen. Het was een teleurstelling. Ik werd er zelfs een beetje triest van. Het boek blinkt namelijk uit in de totale afwezigheid van enige verwijzing naar de verantwoordelijkheid van de reiziger. Als je dit boek uit hebt kan je alleen maar overtuigd zijn van de absolute vrijblijvendheid van het reizen. Volgens dit boek ik reizen een puur individuele aangelegenheid waarop enkel het particuliere belang van de reiziger(s) belangrijk is. Een achterhaalde en trieste visie en toch wel vreemd voor iemand (samensteller Marcel Gansevoort) die zelf zoveel gereisd heeft. Helaas ook een bewijs dat veel reizen helemaal geen garantie is voor enige persoonlijke verrijking of het opbloeien van nieuwe inzichten, zoals in het boek wel door diverse mensen beweerd wordt.

Op bladzijde 15 staat al meteen één van de eerste dooddoeners: "de moderne reiziger ontdekt geen continenten meer, maar vooral zichzelf." Misschien is dat net het grootste probleem: dat de reiziger alleen met zichzelf bezig is. Bovendien: hij of zij mag dan nog denken dat ze zichzelf 'ontdekken,' in de praktijk leren ze hoogstens enkele van hun fysieke en mentale grenzen kennen. Ken je jezelf dan wanneer je weet dat je moet kokhalzen van vieze toiletten of angst hebt van grote hoogten? Natuurlijk niet. Jezelf leren kennen doe je thuis, in je eigen omgeving, door interactie met anderen binnen bekende culturele patronen. Wie op reis vertrekt met de illusie van zelfontdekking reist niet met open vizier en vormt eerder een last voor de omgeving. Je kan onmogelijk oprecht geïnteresseerd zijn in de rest van de wereld wanneer die slechts het decor vormt voor je eigen zelfontplooiing. Hier is dan ook het fundamentele probleem met dit boek: het gaat alleen om het individuele verlangen naar zelfvervulling van de 'wereldreiziger.' Dat de persoon in kwestie zowel zichzelf, het milieu en alle anderen een grote dienst zou bewijzen door gewoon thuis te blijven wordt in dit boek zedig verzwegen.

Nochtans geeft Ton Van Egmond, sociaal psycholoog en docent duurzaam toerisme, enkele aanduidingen in zijn voorwoord: "over het algemeen gaat het om vluchtige ervaringen. Tijdens een verre reis bespreken mensen al waar de volgende reis heengaat. Thuis zijn ze alles snel weer kwijt." In dezelfde paragraaf schrijft ie: "reizen heeft een enorme impact." Klopt, denk je dan. Maar Ton Van Egmond heeft het dan wel over de impact op de reiziger en niet waarover hij het zou moeten hebben nl. de mensen van de ontvangende landen en het milieu zowel daar als hier bij ons.

Momenteel is het internationale toerisme reeds verantwoordelijk voor 5% van de globale CO2 uitstoot. Het zou heel wat helpen als toeristen (of reizigers, want dat is hetzelfde, wat doorwinterde globetrotters ook mogen beweren) wat meer voor duurzame vervoermiddelen zouden kiezen en hun reisgedrag wat beter zouden plannen. Bijvoorbeeld: beperk je vluchten tot de grote afstanden, gebruik waar mogelijk het openbaar vervoer over de grond en beperk je actieradius ter plaatse. Een ander feit: in 2006 werd 733 miljard dollar verdiend aan toerisme. In de armlastige landen van het zuiden vloeide het overgrote deel van de inkomsten terug naar het Westen. Wat je daaraan kan doen als bewuste reiziger? Ervoor zorgen dat zoveel mogelijk van je geld in de lokale economie gaat. Ook al is het comfort wat minder in lokale horeca, je krijgt er onbetaalbaar meer waardevol menselijk contact mee. Tenslotte: toerisme is een verkregen voorrecht van de Westerse middenklasse. In de rest van de wereld kan enkel de elite reizen. Voor de grootste massa van de gewone mensen die je als reiziger tegenkomt is reizen een verre droom. Migranten die met veel moeite en vaak grote investeringen van heel hun familie naar ons toe komen maken geen vrijblijvende reis zoals wij dat doen wanneer we ‘de wereld gaan ontdekken.’ Het zou goed zijn als mensen daar voor hun vertrek op gewezen werd. In “Hoe word ik wereldreiziger” echter geen woord over dit soort wetenswaardigheden. Het is nochtans mogelijk om je reizen een duurzamer karakter te geven. Maar neen: enkel een lijstje met weetjes in de sectie "wel of geen wereldreiziger" waar je bepaald mistroostig van wordt.

Waarom dit gebrek aan engagement in "Hoe word ik wereldreiziger?" Schrik om de consument voor het hoofd te stoten, of om als wereldverbeterend en dus saai afgeschilderd te worden? Alsof we daar niet lang voorbij zijn. Alsof het ook niet hip kan zijn om met je verstand en je hart op dezelfde golflengte leven. Overigens doet zelfs Lonely Planet moeite om zich een duurzamer imago aan te meten door in hun gidsen reizigers te wijzen op hun verantwoordelijkheden.

“Hoe word ik wereldreiziger” van Marcel Gansevoort (Lannoo, 2007)

Lees verder...