Zijn bekende boek "De Indië-romans" stond al een tijdje in mijn boekenkast, tot nu toe ongelezen. Dit boekje is voor mij geen reportage in de strikte zin van het woord. Al voel ik me na het lezen weer wat rijker in de bovenkamer en bovendien literair bevredigd, twee gevoelens die tenslotte nog steeds de belangrijkste meerwaarde van een goed boek uitmaken. Maar laat ik toch even de puntjes op de i zetten, kwestie van een kader te schetsen waarbinnen mijn recensie zijn ankerpunten kan vinden:
Een journalistieke reportage biedt je overwegend meer achtergrond en is door de band geschreven vanuit een bepaalde invalshoek. De opzet bestaat erin een informatief beeld te schetsen, geschraagd door gedegen opzoekingswerk en relevante getuigenissen. (Het spreekt vanzelf dat een stukje 'veldwerk sfeer' hierbij nooit weg is en best een wezenlijk onderdeel kan vormen van de reportage). De gekozen invalshoek bepaalt voor een groot deel de keuze van de aangehaalde informatie en is doorgaans redelijk goed te omschrijven. Evidente reden hiervoor is de efficiëntie van de boodschap (door in te zoomen op een min of meer welomlijnd onderwerp verhoogt de informatieve waarde van het resultaat).
Een (literair) reisverhaal is iets helemaal anders. Hier staan de persoonlijke reisimpressies van de auteur centraal en speelt de verwoording van gesubjectiveerde indrukken een belangrijke rol. Omdat doorheen die caleidoscoop van persoonlijke gedachtenspinsels de persoonlijkheid van de auteur naar boven komt drijven. En met name de confrontatie met de vreemde cultuur die hem omringt op reis. Onvermijdelijk verplaatst ook de auteur zich in een cocon van eigen cultuurelementen en vooronderstellingen. En vermits zijn blik meestal die van een westerling is -zij het een begiftigd westerling met ontvankelijke geest en vaardige pen- vormt hij mee onze verruimde blik op de open wereld. Mijn overgrootvader was nooit ergens geweest en toch was hij één van de meest bereisde mensen die ik ken. Daarbij hoefde hij en passant geen vreemde culturen lastig te vallen met onwelvoeglijke westerse gewoonten. Maar hij bracht zijn reizen aan het haardvuur wel door in het illustere gezelschap van grote reizigers zoals Rimbaud of Byron.
Neen, de grens tussen beide categoriën is niet messcherp of éénduidig en een journalistieke reportage kan vaak literaire kwaliteiten ambiëren, maar toch moet er een overwegend informatieve bedoeling aan de grondslag liggen.
Een Barbaar in China dan. Adriaan van Dis is Nederlander, en dat merk je aan zijn stijl. Ik vind het sober geschreven, hij bedient zich niet van veel adjectieven. Neen, sec qua taal maar daarom wellicht des te zorgvuldiger is hij in het beschrijven van zijn omgeving. En het is precies die nauwgezetheid waarmee vele details op het juiste moment worden aangehaald die het verhaal een betrokkenheid verlenen die ik vaak mis bij de barokke teksten van sommige Vlaamse schrijvers. Je zit als het ware naast Dis op die Chinese trein. Je leeft mee met de conflicten waar de Westerse fascinatie voor efficiëntie botsen met de beruchte Chinese bureaucratie. Hier en daar tracht hij verklaringen te bedenken voor al die vreemde gedragingen. Daarbij laat hij zijn Hollands boerenverstand oordelen over het beeld van de Chinese maatschappij dat heerst onder Westerlingen en haalt hij de ideeën van 'gefascineerden' door die zelfde molen: "De Chinakenner wil dat ik het zie als een ander besef van tijd. Flauwekul! Het is communistische sloddervosserij (p. 48)" De inwoners van het grote China zijn een bont kleurenpalet van verschillende volkeren die alle hun gewoonten en handelswijzen hebben. De zelfvoldane volgzaamheid van de Han-Chinezen doet denken aan Orwell's arbeiderskaste in "1984".
Af en toe krijg je een geladen stukje waar hij een beklijvend beeld ophangt van een in China door-de-weekse gebeurtenis die elk Westers reiziger met afgrijzen doet vervullen: bedelkinderen langs de trein. Toch ook weer die korte zinnen. Maar de geladenheid komt uit de rake bewoordingen, het bijeengetrokken timbre van de uitspraken, de perfecte timing van persoonlijke bedenkingen die je mee de adem doen inhouden. "Ik deed niets, keek alleen maar en toen de trein stilhield gooide ik beschaamd mijn appels naar buiten. (p. 92)"
De verwijzingen naar de oude zijderoute geven het boek een grotere dimensie. Het zijn deze terloopse aanduidingen die je als lezer even hoog boven het reizende landschap verheffen, ze plaatsen alles in een groter geheel en bieden je een kortstondige blik op de eeuwige tijdlijn.. Ja, die lange lijn met kleine vertikale streepjes waarop hele beschavingen gebouwd werden en ten onder gingen. Vele schrijvers bedienen zich van gebeurtenissen uit de 'grote geschiedenis' om de kleine wereld onder hun ogen in perspectief te plaatsen. Van Dis doet het in beperkte mate, zijn verhaal duurt dan ook slechts 150 bladzijden.
Wat een boek rijk maakt is de kracht om bij een lezer verbanden op te roepen. Taal of inhoud moet een associatieve reflectie teweegbrengen. De laatste hoofdstukken van "Een barbaar in China" brachten mijn poëtisch geheugen in beweging. Wanneer Van Dis de Karakoram oversteekt wordt zijn tekst begiftigd met de onvergelijkbare melancholie van een lange eenzame busreis door vreemde streken. Literaire bevrediging, inderdaad.
Thursday, April 15, 1999
"Een barbaar in China" (Adriaan Van Dis)
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
No comments:
Post a Comment